93 De indiening der petitie voor 1637 had nagenoeg hetzelfde verloop als die van het jaar te voren. Weder drong Holland aan op afdanking der ongerepartieerde korpsen, behoud alleen van het krijgsvolk der drie staten van oorlog. De Prins wees echter ojj de groote macht des keizers wiens cavalerie de tot dusverre nimmer bereikte sterkte van 20000 paarden telde, op de volgens het traktaat met Frankrijk rustende verplichting om een leger van 25000 man en 5000 paarden te velde te kunnen brengen: dus op de noodzakelijkheid om bovendien de 50 compagnieën van anno 1628, het regiment Charnacé en de 500 man extra te Emden aan te houden, de overige ongerepartieerde korpsen alleen dan af te danken wanneer ze niet door de Generaliteit uit de Fransche subsidie konden onderhouden worden (1). De Raad van State mocht geenszins een op lossing dier opvattingen afwachten; het legerbeheer en de voorbereiding tot het te velde brengen van troepen veroorloofden geen stilstand in den gang der zaken. Kwamen de consenten niet op tijd binnendan was de Raad wel genoodzaakt om te doen alsof alle voorstellen waren aan genomen, 't voor later overlatende hoe alles betaald werd. Holland, hetwelk o. a. over de jaren 1632 en 1633 nog 448.600 schuldig was voor ongerepartieerde compagnieën, bleef lang aan het eenmaal ingenomen standpunt vasthouden (2). „De saecken van de Werrelt tegenwoordich „staende in crisi", kon de Republiek in oorlogstoebereidselen niet achter blijven, zoodat de provinciën ten slotte in de drie staten van oorlog, de 500 man te Emden, de 50 compagnieën van anno 162S en het regiment Charxacé toestemden; voor zooveel Holland betrof, het bedrag boven de drie staten voor niet langer dan zes maandenbenevens eene verminde ring der 50 compagnieën van 150 op 120 hoofden, waartoe ook de Staten-Generaal besloten (3). Betreffende de ongerepartieerde korpsen werd de volgende regeling getroffen. Afschaffing der bidets en vermin dering met 20 paarden bij 3 compagnieën, zoodat alle vanen dezelfde sterkte verkregen, maakten 't mogelijk om 11 compagnieën harquebusiers te repartieerendoor afdanking van drie vanen, 16 compagnieën infan terie en sterkte-vermindering bij eenigc andere, konden op 4 vanen na alle overige ongerepartieerde compagnieën te paard en te voet onderhouden worden uit de Fransche subsidie, genoemde 4 vanen uit de contribu tion (4). Zij, die voortaan op geregelde betaling meenden te mogen rekenen, zouden bitter teleurgesteld worden; de provinciën bleven in hunne ver plichtingen te kort schieten, terwijl Holland, vroeger veelal de redder in noodzich thans niet tot hulp bereid toonde. De ongerepartieerde compag nieën ontvingen soms maanden lang geen penninghoe de prins van Oranje (1) Res. S. G. 11 Novembor; Res. H. 28 November, 21 December 1G3G. (2) Res. S. G. 5, 10, 26—30, Res. H. 20 en 28 Januari 1637. (3) Res. S. G. 1 en 14, Res. R. v. St. 5 en 14, Res. H. 3 en 4 Februari 1637. (4) Res. R. v. St. 7 en 9 Februari7 en 13 Maart 1637.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 113