95
vertrouwde het begin der uitvoering toe aan kapitein Jacques de Chantraine
de Broucqsault, commandeur in den polder van Namen doch de ver
rassing faalde, zoodat de Prins met de door hem verzamelde garnizoenen
van Utrecht, Delft, Gorinchem en Dordrecht onverrichterzake huiswaarts
keerde.
De voorbereidende maatregelen om een leger te velde te brengen,
vorderden wegens geldgebrek uiterst traag (1). Om 's lands schipbruggen
en ponten in orde te makenachtte de brugmeester Jan Gernau 34.000'
noodig, welke som niet te vinden was en tot verstrekking waarvan
Holland gelijk aan voorziening in het belangrijke tekort van buskruit
in 's lands magazijnen geenszins de hand verkoos te leenen (2). We
gens wanbetaling was het verloop bij de compagnieën Overmatig groot,
vooral te Maastricht, waar de gerepartieerde en de ongerepartieerde
compagnieën, in plaats van 150, geen 50 man konden uitbrengen, zoodat
de commandeur Joachim van Goltstein machtiging ontving om aldaar
een compagnie „schutteren volontairen oft vrijwilighe përsoonen van
„de religie" op te richten, ten einde 's nachts de wachten te betrek
ken (8). Voorts werden de provinciën uitgenoodigd om door uitzending
van burgers, op den voet als vroeger, een aantal compagnieën voor
het veldleger vrij te maken. Drente zond naar gewoontein plaats van
burgers, 60 mannen gewapend met vuurroers en houwers, naar de
Valther-schans (4).
Graaf Hendrik Casimir nam in Juni te Nijmegen het bevel op van
90 compagnieën te voet en te paard. Het gros van het veldleger
verzamelde op de Mookerheide om vervolgens naar Rammekens onder
zeil te gaan. De Prins, die den 7den Juli met de garde uit Delfshaven
was gezeild, bereikte, door storm en tegenwind, de! verzamelplaats
pas vijf dagen later; het duurde tot den 16den alvorens het geheele leger
bij Rammekens vereenigd was (5). Volgens geruchten had de Prins een
aanslag op Duinkerken, Ostende of Brugge in den zin.
Het voortdurend ongunstige weêr werkte zijn voornemen in de hand
om, terwijl de Vijand zijne troepen in Vlaanderen verzamelde, het beleg
(1) Do Staten-Generaal gingen gretig in op allerlei „inventies" van bezuiniging. Zoo ver
kreeg de extra-ordinaris edelman van het geschut Lambrecht Heymans eene commissie als
commissaris van de artillerie ad 900 'sjaars, bewerendo te kunnen bewijzen, dat op het
buskruit onbehoorlijk geprofiteerd werddat het personeel van den trein bij monstering zou
blijken 200 hoofden sterk te zijn, terwijl het land voor 560 moest betalen, enz. (Res. R.
v. St. 23 en 29 Mei13 Juni 1637).
(2) Res. S. G. 21 Februari, 3 Maart, 4 en 6 April, Res. R. v. St. 20 en 23 Februari 1637.
Thomas Odel, Engelsch chirurgijn, kon niet te velde komen, omdat zijne „oorloghs Instru
menten" in den lommerd stonden (Res. S. G. 2 Juli).
(3) Res. R. v. St. 17 en 31 Juli, 1 en 5 Augustus, Res. S. G. 18 Juli 1637. Deze schutterij
bleef niet lang bestaan. Later dëed de gouverneur pogingen om drie compagnieën schutters
op te richten (Res. S. G. 14 en 16 Juli 1642).
(4) Res. S. G. 29 Mei, 29 Juni, 3 en 17 Juli 1637.
(5) Res. S. G. 1, 14, 19 Juli, Lias loapende .1637 dd.. 12 en, 16 JulL