o October waren de galerijen gevorderd ten behoeve van den grachtsoVei'- gang en ving men aan met sappeeren langs de wallen. Twee dagen later capituleerde de vesting; don lOden trok het garnizoen uit, ter sterkte van 2000 weerbare mannen (1). Prins Frederik Hendrik oordeelde den bouw noodig van twee sterkten een groot fort nabij Bredaeen kleiner tusschen Breda en Terheydente samen begroot op 200.000 (2)het opbreken van het leger zou pas na herstel der vestingwerken geschieden. De zeven vereenigde gewestenalias bondgenootenlieten dankzeggingen in de kerken houden en betoonden hunne vreugde over de behaalde overwinning door het lossen van het kanon maar trokken zich geldelijk van de troepen en den te verrichten arbeid weinig aan. De Prins klaagde, dat de compagnieën zoo „qualick onder houden werden, dat het niet mogelick noch behoorlick is langer te „verdragen", terwijl de gedeputeerden te kennen gaven: „also wij alhier „noch staen in voorige perplexiteyt wegens manquement van penningen „soo tot betalinge van wercken alreeds gemaeckt, daer over wij met „ondraechlijeke importuniteyt worden aengeloopen, als noch te maken, „sijn bij Uwe Ho. Mo. ons wel eenigc vertroostinge door missive gedaen „maer tot noch toe de effecte niet gevolcht". Na veel geharrewar over de monsteringkon het leger den oden November huiswaarts keeren (8). Den Prins werd voor zijne in 1687 bewezen diensten in December van het volgende jaar eene vereering toegekend van 42.000, aan graaf Hendrik üasimir van 7.000; een paar maanden later aan graaf Willem van Nassau eveneens 7.000 (4). In de financiën van de Republiek bleef de grootste wanorde heerschen. De legerlasten over 1637 eischten 1.600.000, doch de provinciën be taalden niet, hadden in September zelfs de defecten op de consenten voor 1635 nog niet aangezuiverd. Bij indiening der petitie voor 163S door den Raad van State op 24 October waren de consenten voor 1636 en 1637 nog niet ingekomen, doch reeds voor alle aangevraagde posten schulden gemaakt. G-een Spanjaard had zich in 1626 na de verovering van Breda het bezit ontzegd van een afbeelding, geweven in tapijten of in schilderij en prent afgebeeld; Spanje zou het volgende jaar voor zeker wraak over het geleden verlies nemen, zoodat de Republiek niet aan* inkrimping der krijgsmacht mocht denken. De petitie stelde der halve de volgende aanhouding voor (1) S. Cr. Lias loopende 1037 dd. 58 en 11Res. S. G. 10 en 13 October. G. P. 13. II 630—634, artikelen toegestaan aan de burgerlijke regeering en aan hot garnizoen. (2) De bouw der forten kon pas in Februari 1639 beginnen en geschiedde onder bescher ming van kolonel Hauterive mot 60 compagnieën. (8) Res. R. v. St. 21 September, 1, 15 ou 23 October, Res. S, G. en Lias loopende 1637 dd. 27 October, Res. H. 18 November. Alleen voor de aanvalswerken bleef de Republiek op het einde des jaars nog 13.465 schuldig (Res. S. G. 8 December). (4) Res. S. G. 2 en 3 December 1638, 12 Februari 1639.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 118