99 het krijgsvolk der drie staten van oorlog, de 500 man te Émderl de 50 compagnieën van 1628, voorheen 200 thans 120 hoofden, de be dragen voor de vanen van Rouillac en Thomas Lucas ten behoeve van eenige vanen harquebusiers en de officieren van het regiment vuurroers 50 man om de compagnie van kolonel Wijnbergen te houden op 200 hoofden, het meerdere personeel van den provoost-generaalhet regiment Charnacé, benevens 6000 waardgelders voor korten tijd (1). Enkele posten (Wijnbergen en de provoost-generaal) waren te voren be taald uit de thans afgeloopen Fransche subsidieongeacht de tegenkanting van Holland, besloot de Republiek opnieuw bij Frankrijk aan te kloppen zoodat op 17 December een nieuw subsidie-traktaat tot stand kwam, o. a. bepalende dat het bedrag ad 1.200.000 livres alleen aan onderhoud van krijgsvolk mocht besteed worden (2). Tevens kwam men overeen, dat de wederzijdsche plannen voor den veldtocht van 163S alleen ter kennisse zouden komen van den prins van Oranje en van iemand, door den koning aan te wijzen „chacun sacliant asses que le secret en est „l'Ame". Al beloofde de subsidie eenige verlichting in de toekomst, waren de geldzorgen toch niet van de baan. De luitenant-generaal Staken- broeck zond twee ruiters naar 's-Gravenhage om achterstallige soldij voor de compagnie te bekomen, maar de Staten van Holland maakten er zich af met eene berisping hoewel zij feitelijk geen raad wisten (3). Eenige mededeeling omtrent de gebeurtenissen in dezen tijd, nabij de oostelijke grenzen, moge niet onvermeld blijven. Na de overwinning der Zweedsch-Hessische legers bij Oldendorf (28 Juni 1638) hadden zij voordoelen in Westphalen behaald; maar bij het sneu velen op 2 Januari 1636 bij Haselünne van den veldmaarschalk Dodo van Inn- en Knyphausen verkeerde de kans en moesten zij zich naar de handelingen der tegenpartij regelen. Feitelijk waren in Duitschland alle strijd voerend en uitgeput, groote legers konden niet meer op de been ge bracht wordende binnenlandsche strijd was ontaard in oen partijgangers oorlog. Hoewel de Staten-Generaal geenszins met het verblijf der Hessen nabij de grenzen waren ingenomenomdat zulks de nadering der keizer lijken kon bevorderen, toonden zij zich ter wille van de evangelische belangen bereid tot ondersteuning, in zooverre zij niet in den Duitschen oorlog betrokken konden worden. Dienovereenkomstig weigerden zij het (1) Ros. S. G. 15 en 29 Augustus, 17 September, 28 October, Res. R. v. St. 27 October 11)87. Holland verzette zich tegen de aanhouding der compagnieën van anno 1C28 (Res. R. v. St. 28 November). (2) De subsidie-traktaten heetten in de wandeling „traités de campagne". (8) Res. S. G. 27 October, Res. H. 17 December 1637. In Maart van het volgende jaar waren Stakenbroeck en andere ritmeesters weder vijf maanden uitbetaling ten achter; ook verscheidene kolonels en andere officieren (Ros. I-I. 0 Maart 1638).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 119