loo
Verzoek van landgraaf Willem van Hessen om bij opdringen des vijands
herwaarts uit te wijken en lieten zijn aanbod om „sonder gagie maer
„alleen voor de cost" een ruiterdienst te bewijzen „stilswijgens voorbij
„gaen"; daarentegen beloofden zij hem S0.000 voor aanschaffing van
oorlogsbehoeften en levensmiddelen, die meerendeels uit de Republiek
betrokken werden (1).
Toen in 1637 de door Hessen en keizerlijken bezette streken vrijwel
„afgegraseerd" waren, wierpen beiden begeerige blikken naar Oost-Fries
land hoewel dit graafschap eenige jaren geleden neutraal was verklaard
en de Republiek volgens verscheidene traktaten de verplichting op zich
had genomen bij schennis der neutraliteit krachtdadig op te treden.
Doch het kwam niet in de kraam der Staten-Generaal te pas om zich
daaraan te storen en zij bepaalden zich om den landgraaf „in generale
termen" een inval af te raden. Met achterlating van een paar compag
nieën te Lippstadt, zakten de Hessen in Augustus naar Oost-Friesland
af, onder belofte van den landgraaf, dat zij niet zouden handelen „op
„de Mansfeltsche maniere". De landgraaf overleed den 21sten September.
Zijne weduwe, gravin Aemilia Elisabeth van Hanau, sloot twee dagen
later te Leeroord onder bemiddeling der Staten-Generaal een accoord,
waarbij zij toestemming verkreeg tot inlegering van 70 compagnieën
ad 100 man, 5 compagnieën ruiters en 2 compagnieën dragonders ad 50
of 60 paarden, gedurende niet langer dan zes maanden. Maar zij koesterde
de heimelijke bedoeling zich volstrekt niet aan den bedongen tijd te
houden, vestigde zich voor haar persoon eerst te Delfzijl, vervolgens te
Groningen (2).
De keizerlijken kozen hunne winterkwartieren voorloopig in de landen
van Gulik, hetgeen den Staten-Generaal aanleiding gaf tot de verklaring,
dat zij aldaar hetzelfde zouden vorderen als aan Piccolomini mocht ge
leverd of uitbetaald worden. Na diens mededeeling, dat hij op last des
keizers niet alleen in Gulik, maar mede in Cleve en Berg moest over
winteren en een goedeoprechte neutraliteit zou onderhoudenverkozen
de Staten-Generaalter voorkoming van kansen op vijandelijkhedenhet
verblijf in Gulik toe te staan mits dit geschiedde door troependie nimmer
togen het Staatsche leger waren opgetreden, dit evenmin „nu noch hier
„naemaels" zouden doen (3). Het bleef echter niet bij Gulikwant in
het begin van 1638 trokken 6000 keizerlijken, met goedvinding van Ren
keurvorst van Brandenburg, in het Cleefsche. De Staten Generaal zagen
hierop van hun oorspronkelijke voornemen om Xanten en Calcar te be
zetten af, maar droegen den luitenant-generaal Thomas van Stailen-
(1) Hes. S. G. 28 Augustus, 9, 21—29 September 1036, 0 Mei 1637.
(2) Res. S. G. 10, 12, 19 on 29 Juni, 1 en 9 September, 16 on 17 October, 10 November
1037.
(3) Res. S. G. 17 en 18 September, 13, 17, 18 en 30 November, 11, 17, 22, 28—30 De
cember, Res. R. v. St. 11 December 1637.