103 „occassie gepasseert te zijn die andersints tot dienst ende voordeel vant „land luidde connen gemesnagiert ende geemployeert worden" (1). De voorbereidingdeels bet verloop van den veldtochtvielen samen met liet optreden van Karel Lodewijk van de Palts, zoon van den Winterkoning en neef van koning Karel van Groot-Brittannië, nabij en binnen de grenzen der Republiek, en met do verijdelde pogingen om Maastricht in 's vijands handen te spelen. Frankrijk en Zweden wilden Ferdinand III niet als opvolger van zijn op 15 Februari 1637 overleden vader Ferdinand II erkennen, voor gevende dat Karel Bodewijk als keurvorst geen deel aan de keizerskeuze had genomeneerstgenoemde mogendheid sloot een verbond met Groot- Brittannië om den paltsgraaf, die in het voorjaar van 1638 troepen op de been bracht, behulpzaam te zijn tot herovering zijner erflanden. De Repu bliek hechtte daaraan goedkeuring zonder tot het verbond te willen toe treden. Kolonel Thomas Ferentz, ritmeester Bayoche van der Wengen en eenige andere officieren kregen verlof om tijdelijk in dienst van den paltsgraaf over te gaan; 'slands magazijn te Groningen voorzag meeren- deels in de ontbrekende wapenen. Do paltsgraaf vestigde het hoofdkwartier te Meppen; hij had de stad gekocht van de weduwe van Dodo van Inn- en Knyphaüsen, doch moest ze reeds in Mei 1638 verlaten. Zijne'troepen onder den kolonel Thomas Ferentz bezetten nu de tot Cleve behoorende plaatsjes Zevenaar in de Lijmers, IJsseloord in deHetter, hetwelk echter de Staten-Generaal, even min als het verblijf van twee compagnieën ruiters te Zwolleniet wilden gedogen. De paltsgraaf hield zich meestentijds op te Arnhem en verklaarde eerst te kunnen vertrekken na aankomst van Britsche hulptroepen, die echter door het uitbreken van den burgeroorlog in Schotland achterbleven, loen de keizerlijke veldheer graaf Mathias van Gallas hem dreigde aan te vallen, brak de paltsgraaf op, voegde zich te Stadlohn bij een Zweedsche legerafdeelingdoch werd op 17 October bij Blotho door de keizerlijken onder Melchior van Hatzfeldt graaf van Gleichenverslagenwaarna 1 12 (1) Res. S. G. 19 en 29 April, 17 Mei, Lias loopende 1638 cld. 29 April. De repartitie der waardgelders was als volgt Gelderland en Overijssel. 3 compagnieën van 122 hoofden 3G6, Holland I 4 n 150 n 1800 133 532, Zeeland 122 306, Utrecht o 117 234, Friesland 156 408, Groningen n 117 n 234, 29 compagnieën, te samen t Is onzeker of alle provinciën waardgelders aannamen. Toon Groningen vroeg wanneer zo moesten afgedankt worden, antwoordden de Staten- Generaal, dat do daartoe strekkende order al lang gegeven was, ofschoon dit uitgeen enkele resolutie kan blyken (lies, S. G. ff en 12 November).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 123