106 slechts weinigen bereikten den Doel, allen zonder wapenen, de ruiters zonder paarden; de overigen, ruim 2500, geraakten in krijgsgevangen schap; het geschut 6 halve lichte kartouwen, 6 kamerstukken van 24 lï, voorts 6 draken van 6 en 6 van 8 ft, toebehoorende aan Zijne Hoogheid 60 schepen, waarbij die van de zoetelaars, gingen ver loren (1). Een aanval des vijands den 27sten Juli op de Staatsche ca valerie bij Wouw ondernomen, werd gemakkelijk afgeslagen; aan weers zijden bekwam men vele gevangenen (2). De compagnieën, die in het land van Waes „beschaedicht wierden" moesten in hunne garnizoenen opnieuw van wapenen worden voorzien 100 hellebaarden voor sergeanten100 trommen3800 musketten2200 pieken, door de kapiteins ,,op redelicke ende gratieuse termijnen" aan het land te betalen (3). Het meest ongelukkig waren de krijgsgevangen soldaten er aan toe; zij werden te Mechelen en Rupelmonde „quaet ge- „tracteert ende genouchsaem daerdoor geconstringeert" om dienst bij den vijand te nemen en om onder Piccolomini en prins Francois Thomas van Savoye mede te werken tot ontzet der door Ch&tillon belegerde vesting St. Omer. De moeilijkheid om geld voor de uitwisseling bijeen te krijgen werkte zulks in de hand, zoodat pas in September met de afrekening kon begonnen worden en de 1734 overgebleven gevangenen niet vóór 29 Januari 1639 in vrijheid werden gesteld (4). Het lag geenszins in 's Prinsen bedoeling- om het leger werkeloos te laten, indien de ongerepartieerde compagnieën slechts één of twee maanden soldij ontvingen en meer zorg aan de op Gelderland en Holland gerepar- tieerde compagnieën besteed werd (5). Na graaf Willem van Nassau met het bevel in Staats-Vlaanderen en te Bergen-op-Zoom belast te hebben, vertrok prins Frederik Hendrik op 11 Augustus met het leger over 'sHertogenboschGrave, Mook, Claerbeek, Gervendonk naar Gelder, waar hij den 21sten aankwam. De door 3000 man onder Andreo de Prada bezette vesting was sinds drie dagen door graaf Hendrik Casimir berend. De kwartieren werden be trokken door den Prins op 't Ven bij Hartevelt, door graaf Johan Albrecht van Solms bij de Haegh, door graaf Hendrik Casimir bij Diesdonk (6). Er kwam evenwel niets van een geregeld beleg, alles (1) S. G. Lias loopende 1038 dd. 21 23 Juni, Res. S. G. 27 Juni. 2 Juli, 18 Augustus, Res. R. v. St. 26 JuniRes. H. 30 Juni. (2) S. G. Lias loopende 1038 dd. 27 Juli. Bjj deze gelegenheid sneuvelde graaf Jan Luüe- wijk van "Waldeck (zie Genealogie Culemborg, Bijlage X). (3) Ros. R. v. St. 1, 2, 4 en 12, Res. H. 6 en 8, Res. S. G. 12 Juli 1038. (4) S. G. Lias loopende 1038 dd. 30 Juni, 5 Juli, 28 October, Res. S. G. 30 September, 18, 20 en 20 October, 0, 19 en 20 November, 1, 3, 28—30 December 1638, 18, 19, 22 en 27 Januari, 10 April. Res. R. v. St. 15—21 Januari, 17 Mei (opgave van verloren materieel en munitie), Res. IJ. 18 Januari 1039. Zie Aanteekoning N°. 47. (5) Ros. S. G. 4 Augustus 1038. (6) S. G. Lias loopende 1038 dd. 9—22 Augustus, Res. S. G. en R<is. R. v. St. 21 (vrjjlegor boven Schenkenschans), Res. S, G. 25 en 27 ^Augustus,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 126