107 bloef bij schijnvertoonde toch al zwakke compagnieën verminderden „door sieckte als andere accidenten"het geld ontbrak. Vruchteloos zond de Prins een afgevaardigde naar Hunne Hoog Mogenden met het betoog, dat zonder contanten het beleg onmogelijk kon voortgaan. Tevens sloeg hij voor „soo om de swarigheijdt van het leger als om de sieckten „in het selve grasserende" 2000 Britsche recruten aan te nemen (1). De kardinaal-infant en de keizerlijke veldheer Willem Lamboy deden den 26sten Augustus een aanval op het kwartier van graaf Hendrik Casimik die op 't Ven moest terugtrekken, waarbij de ritmeesters graaf George Frkdeiuk van Nassau en don Emanuel Antony van Portugal in 's vijands handen vielen (2). De wederzijdsche legers stonden op een half uur af stand werkeloos tegenover elkander; de Prins vond 't echter geraden om te „deslogeren" en ving op 1 September den marsch in gevechts-formatie aan over Xanten, Cleve, Neerbosch naar Velp bij Gravewaar het leger een retranchement betrok. Het garnizoen te Grave werd tot 48 compag nieën versterktde ruiterij stond bij Mook en in het land van Ravestein op de vleugels. De vijand bleef zich. tusschen Roermond, Venlo en Kaldenkirchen ophouden, zoodat de kans op ontmoetingen zeer gering was, te minder, wijl beide legers met ziekte te kampen hadden. Op 18 October werd het leger „uyt het velt" gebracht; Holland had er op aangedrongen om de compagnieën vooraf te doen monsteren, maar do Staten-Generaal ondersteunden den Raad van State om zulks in de gar nizoenen te laten geschieden. Ook verzuimde men niet van Gulik even veel te vorderen als aan Lamboy was afgedragen (3). Aangezien 't in November scheen dat de keizerlijken en „andere suspecte trouppen" in de landen van Gulik, Cleve en Berg wilden overwinteren, ontving de luitenant-generaal van Stakenbroeck opdracht om tegen mogelijke schen ding der neutraliteit te waken. Toen echter de keizerlijken en de Span jaarden in Februari 1639 werkelijk tot bezetting van eenige kleine Cleefsche plaatsen bewesten den Rijn overgingende keizerlijken zich in Maart te Ruhrort, Holts, Dinslaken en Schermbeek vertoonden, weer hielden de Staten-Generaal zich van tegenmaatregelen. Niettegenstaande de aanwezigheid van Hessische troepen in Bocholt en Dorstenliep alles (1) S. G. Lias loopende 1038 dd. 23, Res. S. G. 28 Augustus, Res. H. 17 September. Ook de compagnieën in garnizoenen waren te gering in sterkte; de 41 compagnieën te Maastricht konden nauwljjks' 2000 man uitbrengen (Res. It. v. St. 3 September). Het overbrengen van Britsche recruten ging bezwaarlijk wegens den opstand in Schotland (Res. S. G. 2 en 13 Mei 1039). (2) S. G. Lias loopende 1038 dd. 27 Augustus. Graaf George Fredekik kwam spoedig vrij tegen een losprijs van 1000 Ros. S. G. 22 December 1039). Betreffende de lotgevallen van don Emakuel zie Bijlage X. (3) S. G. Lias loopende 1038 dd. 1, 7, 8, 13 en 22 September, 5 October, Res. S. G. 7, 10 en 30 September, 13 October, Res. H. 28 September, 1 October. Mr. Johan Casembboot ontving dd. 13 October commissie als „Commissaris-generael over alle de schepen ende „schippers, die int Leger gobruyukt werden, z(jnde Dipericu var Hai.ewijn- deeser woorelt „is comen t' overlijden",

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 127