no „Van Wegen groote schaersheyt van vivres". Hetzelfde deden de ruiters van den graaf, voor wie daarmede een rustelooze tijd aanbrak. Zij verlieten op 14 Juni Uden, bezochten Heeze en Leende, bereikten 23 Juni het vijandelijk gebied bij Zonhoven, voorts Neerpelt, Overpelt, Meeuwen, Soetendaal, Moll, Baelen (8 Juli), HouppertingenZepperen (6 Juli) en vonden St. Truijen door een sterke vijandelijke macht bezet, waarna zij terugtrokken over Diepenbeek (14 Juli)Overpelt, Tongerloo en Uden (17 Juli) naar Herpen (21 Juli). Op 5 Augustus kreeg graaf Hen drik Casimir, na ontvangen versterking van infanterie uit Nijmegen, bevel van den Prins onr Gelder te berennen, waar hij vijf dagen latei- zijn vroegere kwartier op den Diesdonk weêr betrok. De vijand had intusschen Gelder aanzienlijk versterkt, zoodat 's graven aanslag mislukte en hij genoodzaakt was zich bij den Prins te Rijnberk te voegen (1). Hoewel 's Prinsen toeleg in het westen en in het oosten had gefaald besloot hij, met achterlating van graaf Hendrik Casimir en zijne ruiters te Herpen, het leger nogmaals naar Vlaanderen te voeren. De troepen werden op 3 September te Rijnberk ingescheept; „overmidts contrarie wint „ende stilte" duurde 't acht dagen eer zij bij het fort St. Anna in den Kruispolder (land van Hulst) voet aan land zettenéén dag na aankomst van graaf Herman Otto van Limburg Stirum met een deel der ruiterij. Het oog was op Hulst gevallenmaar de vijand had hier zulke goede maatregelen getroffen, dat op het gelukken van een aanval niet viel te rekenen. Zijn Hoogheid was dus tcn tweede male onverrichterzake in Vlaanderen geland en genoodzaakt een afwachtende houding aan te nemen (2). Het leger van den markies van Lede begon wegens gebrek aan levensmiddelen te verloopen: te Grave kwamen achtereenvolgens 500 deserteurs, meerendeels Engelschen. Gebrek aan fourage noopte graaf Hendrik Casimir om Herpen op 23 September te verlaten, zich naar Lithoyen, Maren en Alem te begeven (3). De Staten-Generaal lieten aan den Prins de beslissing omtrent het eindigen van den veldtocht over. Het opbreken van het leger ving den 22sten September aan met vertrek der te Maastricht garnizoen hou dende vanen. De overschietende cavalerie scheepte den 31sten in naar Dergen-op-Zoom om te Lithoyen bij graaf Hendrik Casimir aan te slui ten de transport-schepen keerden terug en voerden de wagens en de trek paarden naar Papendrecht, waar zij met de ingenieurs en de pionniers werden afgedankt. Het voetvolk vertrok op 1 October, bleef tot den 4den vóór Bergen-op-Zoom op stroom liggen en vertrok vervolgens naar (1) S. G. Lias loopende 1G39 dd. 14, 16 en 26 Juni, 3, 7, 15, 18, 20 en 24 Juli, 5 en 17 Augustus, Res. S. G. 24, 29 en 30 Juni, 2, 4, 8, 15, 20, 21 en 27 Juli. (2) Res. S. G. 4, 9—13, 17, Lias loopende 1639 dd. 5 en 10 September. Van een door de Hessen te bewijzen ruiterdienst met 800 musketiers, tegen vergoeding van 40.000 rijks daalders, werd afgezien. (3) S. G. Lias loopende 1639 dd. 8, 21 en 23, Res. S. G. 26 September.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 130