lii de garnizoenen. Slechts 17 compagnieën onder den luitenant-kolonel Maurice de Hallart bleven voorloopig in Vlaanderen achter (1). Middelerwijl rijpte in Spanje, niettegenstaande de slechte toestand der schatkist, het plan tot uitrusting van een ontzagwekkende vlootbemand met een sterk leger om de macht van de Republiek te vernietigen. In 1588 mocht deze op de hulp van Groot-Brittannie rekenen, maar thans steunde koning Karel om bij keizer Ferdinand III in de gunst te komendezen tot teruggave van de Palts aan zijn neef Karel Bodewijk te bewegenSpanje's voornementevens om voor goed een einde te maken aan de mededinging van de Republiek ter zee. Deze gaf zich rekenschap van liet nakende gevaar. De vloot verkeerdewat het materiaal aanbetrof in ongunstigen staathet gevolg van geldgebrek en voortdurend verschil van inzichten bij de van elkander onafhankelijke admiraliteiten. De in 1639 aangewende pogingen om deze tot een enkel collego te vereenigen faalden: jammer genoeg, te meer wijl de buitengewoon gunstige afloop van den zeestrijd de tegenstanders scheen in het gelijk te stellen. Ware 't anders uitgevallen, dan hadden de voorstanders hun zin gekregen en zouden der Republiek in de tweede helft der 17de eeuw hoogstwaarschijnlijk de geweldige verhezen barer vloot zijn bespaard gebleven. Voornamelijk om de latere gevolgen vermelden wij kortelings de daden van 's lands vloot, waarop ook detachementen van het leger diendon. Op 18 Februari versloeg de luitenant-admiraal Tromp de Duinkerker- vloot en belette ze uit te loopon om zich bij de Spaansche aan te sluiten (2). Van de behaalde overwinning kon geen partij getrokken worden, wijl wanbeheer een onafgebroken blokkade onmogelijk maakte: reeds op 12 Maart konden 12 Duinkerker-oorlogsschepen en 6 koop vaarders veilig de reede verlaten. Drie maanden later wachtte Tromp in liet Nauw van Calais de Spaansche vloot af en belette ,,t' gras- „seren ende roven so aldaer als in de Noortzee". Hij hield drie En- gelsche koningsschepen aan, die 1000 Spaansche soldaten van Cadix naar Duinkerken moesten vervoeren, liet de schepen vrij, zond de ge vangen officieren naar Rotterdam en ontscheepte de soldaten nabij Cher bourg. Prins Frederik Hendrik kon zich met deze afdoening niet ver eenigen en gelastte den admiraal uitdrukkelijk, dat hij „alle sulcke „schepen, als Spaensche volck ende geit nae Duynkercken brengen, „komende te rencontrerensal hebben aen te tasten ende soo veel mo- „gelijck te vemyelen, onaengesien van waer, ofte van wat land deselve „schepen oock souden mogen wesen" waarmede duidelijk Engeland werd bedoeld (3). De Spaansche vloot kwam pas den löden September in 't zicht. Ze telde 67 schepen met 24000 man landtroepen onder bevel (1) Lias loopende 1609 dd. 23 en 31 September, 4 on 8 October, Res. S. G. 19 September, 3 en 4 October. (2) Zie Aanteckening N°. 49. (3) S. G, Lias loopende 1639 dd. 27 Juni, 1 Juli.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 131