tlé tegen de Engelschen moest beschermen. Eerst toen deze in het vaderland was aangekomen, stevenden de benoodigde schepen naar Vlaanderen, waar intusschen het Staatsche leger het doel had gemist (1). Op 16 Mei ging de veldmaarschalk graaf Willem van Nassau met 60 compagnieën en eenig geschut van Rammekens onder zeil naar Sluis „ongestuimicheyt van tweer" deed een schip met munitie op reis te gronde gaan. Den volgenden dag vertrok de Prins met de overige (infanterie naar Philippine, waar de te Bergen-op-Zoom ingescheepte cavalerie zich bij hem voegde (2). Het Staatsche leger te velde telde nog geen 25000 man. Een vertrouwd persoon zou den Prins op de hoogte houden van alle in het vijandelijke leger voorvallende zaken. De kapitein Johan van den Bosch, luitenant-generaal der artillerie, verrichtte bij het Staatsche leger feitelijk gelijken spionnen-dienst door dagelijks aan den Raad van State alle hem ter oore komende bijzonderheden te vermelden, onder toezegging „dat men naemaels sal letten hem daer voor een courtoisie „te doen" (3). Van Assenede zond de Prins op 20 Mei graaf Hendrik Casimir met 5000 man infanterie2000 paarden6 halve kartouwen en 6 veldstukken in de richting naar Brugge vooruit om een brug te slaan over de Zuid- Leye (Lijs). Na te Maldeghem te hebben overnacht, bereikte de graaf het geschikte punt, waar hij zich meester maakte van de redoute „Het Hollants Huys". Hij kon den overtocht echter niet verrichten, wijl do vijand zich met elf regimenten aan de overzijde achter een borstwering- had opgesteld, terwijl aan deze zijde geen dekking was te vinden; na een schermutseling van 's morgens 9 tot 's avonds 9 uur, trok de graaf met een verlies van 100 dooden en gekwetsten, doch „met volcomen „eere ende ordre" terug, terwijl de Prins hem over Eecloo op een uur afstand tusschen Maldeghem en Male was genaderd. Een herhaling dei- poging om over het riviertje te komen nutteloos achtende, besloot de Prins voorloopig te Maldeghem te blijven, waar de veldmaarschalk zich met hem vereenigde. Deze had een brug laten slaan over het Gat van Lapschuer, was langs Stampershoek en over de Zoute gemarcheerd, doch tegen de Zoete gestuit, waar de vijand geretrancheerd lag. In plaats van eigen zin te volgen en een paar nabijgelegen forten te ver meesteren, was graaf Willem genoodzaakt zich, met achterlating te Lapschuer van drie regimenten, naar Maldeghem te begeven (4). De vijand liet zich niet onbetuigd. De markies van Lede stond den 27sten (1) Res. S. G. 17 Mei, 18 Juni, 29 Juli, Res. H. 25 Juni, 5 Juli 1640. Ook geldgebrek vertraagde de komst der schepen. (2) S. G. Lias loopende 1640 dd. 16 en 18, Res. S. G. 17 Mei. (3) Res. S. G. 15, Res. R. v. St. 23 Mei 1640. Do „courtoisie" bestond in een belooning van 500 (Res. S. G. 8 Februari 1641). (4) S. G. Lias loopende 1640 dd. 23 25 en 30 Mei, 3 Juni, Res. S. G. 2 Juni. Het Gat van Lapschuer en de Zoete liepen destijds by Sluis in het Zwin.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 136