119
Wegens aanhoudend slecht weder en tal van zieken, besloot de Prins
weldra om het leger te doen opbreken, waardoor „hetselve te eerder
„sal connen refraischerenook bequaem gehouden ende gemaeckt om
„op het aenstaende voorjaer vrouch te velt gebracht te connen worden".
Zulks geschiedde in het laatst van September; de wagens en de trek
paarden werden afgedanktde waardgelders en de vier nieuwe regimenten
ontslagen (1).
Inmiddels hadden de Staten-Generaal aan Friesland en Groningen voor
gesteld om de door het overlijden van graaf Hendrik Casimir opengevallen
stadhouderlijke waardigheden niet op te dragen aan zijn broeder Willem
Frederik, die als eenvoudig baron van Liesveld (in de Alblasserwaard)
bij het Staatsche leger slechts den rang van ritmeester bekleedde, doch
daartoe prins Frederik Hendrik te benoemen, zoodoende „de seven
„provintien in dier vougen te brengen onder een ende denselven stadt-
houder, ende dat dienvolgens den Staet deser Landen in vaster Handt
„soude werden gebracht". De Friesche afgevaardigden ter Staten-Gene
raal hielden het voorstel achter, zoodat Friesland graaf Willem Frederik
koos (9 Augustus). Drente was reeds op 6 Augustus tot verkiezing
van den Prins voorgegaan, Groningen volgde op 29 September, terwijl
den 6den November de Staten-Generaal het gouverneur- en kapitein
generaalschap van Wedde en Westwoldingerland den Prins aanboden (2).
Graaf Willem Frederik ondervond bovendien de grievende teleurstelling
niet als weleer zijn vader en zijn broeder tot chef van het regiment
Duitschers te worden benoemd.
Ofschoon het leger binnen 'slands grenzen was teruggekeerd, bleef 't
ginds verre van rustig. De Hessen openden in Juli de vijandelijkheden (3);
de kolonel Waerdenburg bleef in Oost-Friesland, de kolonel Karel
Rabenhaupt bezette Calcarde luitenant-generaal graaf Ernst Albrecht
van Eberstein, opvolger van den in ongenade gevallen Melander,
vestigde zijn hoofdkwartier te Dorsten. Hoewel landgravin Aemilia van
Hessen wijd en zijd contributiën liet heffen, zelfs in neutraal verklaarde
streken o. a. in het den paltsgraaf Wolfgang Willem toebehoorende land
van Ravenstein, kon zij zonder hulp hare 120 compagnieën te voet en 60 te
paard niet bekostigen. De Republiek wilde wel helpen, omdat in Duitsch-
land alleen Brunswijk en Westphalen van de keizerlijken bevrijd waren,
maar verzette zich tegen het heffen van contributiën in de keurvorste-
lijke domeinen van Brandenburg en de oostwaarts van den Rijn gelegen
(1) Res. S. G. 11, 19-21, 26 en 29 September, 0 October 1610. De regimenten infanterie
bleven nog korten tijd in enkele frontier-steden bijeen, omdat Frankrijkna de vermeestering
Yan Atrecht op 9 Augustus, verzocht had het leger vóór 1 October niet te verspreiden.
(2) Ros. S. G. 29, 31 Juli, 1 Augustus, 26 September, 12, 13 October en 6 November,
Lias loopende 1640 dd. 12 Augustus. De Staten van Groningen verleenden aan den Prins
na overlijden aan zijn zoon Willem, (het recht van vergeven der ambten van rit
meester, kapitein, luitenant kornet en vendrig (Res. Groningen 9 October 1640),
(3) Zie Aanteekening N°. 53,