120 landen. Voor de Republiek bestond de moeilijkheid om bij handhaving der neutraliteit met keizer Ferdinand III tuaschen de klippen door te zeilen. Bij de bedreiging van Galcar door keizerlijke en Spaansche troepen leenden de Staten-Generaal aanzienlijke hoeveelheden ammunitie en levensmiddelen. Kort nadat de keizerlijke veldheer Willem Lamboy Sonsbeek had inge nomen en zich te G-och gevestigd, bepaalden zij dat de prins van Oranje moest weten of hij al dan niet op Duitschen bodem wilde ingrijpen (1). De Republiek vernieuwde op 8 September het verbond met Zweden om zich te samen tegen de Deensche tolheffing in de Sont te verzetten, met een geheime toevoeging betreffende gewapenden bijstand; doch de betaling der aan Zweden verschuldigde subsidie bleef haperen (2). Koning Christiaan van Denemarken gaf zich uit voor vredestichter en vormde een z.g. neutraliteits-legerwaarmede hij voornamelijk de belangen des keizers diende. Zijn onechte zoon Christiaan ülrich vrijheer van GuldenleeuwRolsstorff had dd. 8 Mei een akte als kolonel van den kardinaal-infant verworven, kwam in October met 600 ruiters in Berg brandschatten. Otto van Gent, Staatsch gouverneur van Wesel, voerde hem den ritmeester Lindener en den kapitein Arent van Haer- solte met 360 ruiters en even zooveel vuurroers te gemoet; zij ver sloegen den vrijheer bij Wipperfurt, waar hij sneuvelde. De Staten- Generaal schonken hun elk een gouden ketting met medaille ter waarde van 300. Tot den buit behoorden „seer fraije ende welgemaeckte „cornetten met hunne respective devisen ende quispels van roode sijde „ende gout draet gevlochten, ende noch een van wit satijn met witte „sijde ende goude quispels": zes stuks, welke in de Groote Zaal te 's-Gravenhage een eereplaats kregen (3). Terwiji de provinciën reeds voor min of meer groote sommen in het krijt stonden, vermeerderde in November de behandeling' der petitie voor 1641 de geldzorgen. Holland verlangde als zuinigheidsmaatregel afschaf fing der compagnieën van 1628 en een verminderde sterkte der com pagnieën der drie staten van oorlog. Niettegenstaande het betoog van prins Frederik Hendrik dat zoodoende slechts 58 compagnieën, die van 1628 daaronder begrepenvoor het veldleger beschikbaar bleven een onvoldoend aantal tot aanvallend optredenwilde Holland liever van verdere veroveringen afzien (4). De ongerepartieerde compagnieën zouden uit de Fransche subsidie worden betaald; maar deze bleef in 1640 gedeel- (1) Res. S. 6. 10, 12, 18 October, 7, 9, 10, 28, 80 November, 11,-15, 18, 20 en 29 De cember 1640. (2) Het verdrag met Zweden (Arcbief S. G. N°. 8296) werd door koningin Christina pas ongeveer een jaar later bekrachtigd (Res. S. G. 13 September 1641). (3) Res. S. G. 27 en 29 October 1640. Op zijn reclame ontving kapitein Eduard Carpenter die zoowel bjj bovenstaande ontmoeting als bij de verrassing van Wassenberg in 1636 (zie noot 2, bladz. 84) belangrijke diensten had bewezen, mede een gouden ketting met medaille ter waarde van 300 (Res. S. G. 7 Februari 1642). (4) Res. H. 6, 9—18, 30 October 1640.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 140