122 schepen voor 675.000 en stelde ze onder bevel van Arnout Gijsels als admiraal (1). Met den nieuw benoemden gezant Tristan de Mendoija Furtado sloot men op 12 Juni een tractaat, volgens hetwelk terstond een stilstand van wapenen in Europa voor den tijd van tien jaren inging; bovendien ontving hij vergunning om hier te lande zeelieden en soldaten aan te wervenwaartoe vele Portugezen van 's vijands zijde over kwamen (2). Dit tractaat bewees aan den inmiddels overgekomen keizerlijken afge vaardigde graaf Johan Weickhard van Auersperg, dat de Republiek het oor niet zou leenen aan 's keizers wenschen en voorstellen om zich van zijne vijanden Frankrijk en Zweden los te scheuren of vredesonder handelingen met Spanje te openen. De algemeene toestand was vrij verward. De hertog van Bouillon, Frederik Maurits de la Tour d'Auvergne, had zijn gouvernement te Maastricht verlaten, verzamelde in zijn hertogelijke hoofdplaats Sedan de met Spaansch geld in het Luiksche en elders aangeworven troepen en sloot zich aan bij den opstand van Lodewijk van Gondé graaf van Soissons, en hertog Lodewijk van Guise tegen koning Lodewijk XIII feitelijk tegen Richelieu. Zij versloegen de onder CnaTiLLON tegen hen afgezonden koninklijke troepen; het sneuvelen van Soissons maakte een einde aan den opstand, zoodat Bouillon dankbaar was zich met den koning te mogen verzoenen. De Staten-Generaal verklaarden den hertog van „alle de chargien ende ampten" vervallen, deze „impetrabel" voor anderen. Prins Frederik Hendrik scheen heimelijk den opstand te zijn toegedaanomdat de val van Richelieu zijne staatkundige verwach tingen in de Zuidelijke Nederlanden moest bevorderen; de opstand mis lukt zijnde, kon de Prins zich ongestoord aan de sinds lang ontworpen „oorlochsdesseinen" wijden (3). De compagnieën moesten tegen 1 April weder voltallig zijn, de officieren present onder bedreiging van cassatie; toch ontbraken velen toen het leger reeds te velde was. Om er de schrik in te brengen wilde de Prins op voordracht van den Raad van State eenige officieren ont slaan; slechts een kapitein viel als offer, uitvluchten en verontschuldi gingen redden de anderen (4). Prins Frederik Hendrik vertrok op 14 Mei naar het leger te velde, (1) Comm. S. G. 30 Juni, Res. S. G. 22 Juli 1641. De schepen hadden 1500 „coppen" aan boord (Res. S. G. 26 Maart 1642). Miciiiel Adriaansz. de Ruyter ging met de vloot mede als sergeant-majoor (Res. S. G. 4 November 1643). (2) Res. S. G. 12 April, 23 Mei, 13 Juni, 18 Juli, 15 en 22 Augustus, Res. R. v. St. 14 en 17 Juni 1641. G. P. B. I 118, 127. De wapenstilstand voor Oost-Indië pas inging een vol jaar, voor "West-Indië een half jaar na do ratificatie. Zie Aanteekening N°. 55. (3) Res. S. G. 17 April, 30 Mei, 8 Juli, 27 en 30 Augustus, 2 September, Res. R. v. St. 14 Mei, 24 October 1641. Zie Aanteekening N°. 56. (4) Res. S. G. 11 en 15 Februari, Res. R. v. St. 13 en 22 Februari, 18 en 22 Mei, 22, 23 en 31 Juli, 1, 2, 9—11, 18 en 21 Augustus 1641,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 142