132 met de begeerte van den Raad van State, die de reductie door commis sarissen wilde volvoeren. Voor de ontslagen „geestropieerde, creupele, „lamme en dergelijcke onbequaeme soldaten, die gheenen dienst meer „doen en cunnen", doch in dienst van den lande hulpbehoevend waren geworden, wilde geen der bondgenooten geldelijke verplichtingen op zich nemen; zij werden ingedeeld bij de ongerepartieerde compagnieën, dus in de sterkte der slechtst betaalde onderdeelen opgenomen (1). Onder de reductie was niet begrepen de garde van prins Frederik Hendrik op Hollanddie hare volle sterkte behielddoch de stadhouderlijke gardes op Friesland, Overijssel en Groningen werden van 200 op 150 hoofden verminderd. Twee der in 1631 door Friesland opgerichte acht compag nieën werden ontslagen. Als gevolg der reductie van de gerepartieeide compagnieën bestond het leger thans uit 6S compagnieën te paard 6900 paarden en 467 te voet van 53140 man, tegen een in 1609 in dienst gehouden sterkte van 39 compagnieën te paard 3000 ruiters en 312 te voet van, 26921 hoofden (2). Het vraagstuk der achterstallige soldijen bleef bestaan met de voor vele compagnieën daaraan verbonden „hooghste extremiteyt in de miserie". Holland, de voornaamste schuldenaar, was om allerlei redenen 2.069.303 schuldig aan de militie te voet, 1.109.704 aan die te paard; gezwegen van andere posten,had dit gewest sedert zeven jaren geen traktement aan de regiments-officieren der cavalerie uitbetaald, bewerende dat het gevorderde bedrag de dooi de cassatie der bidets verkregen bezuiniging verre overtrof (3). Bovendien viel te beslissen omtrent de ongerepartieerde compagnieën. De Republiek verheugde zich in het bezit van acht dergelijke compag nieën te paard en 90 te voet. Van de laatsten waren in 1642 dertig com pagnieën voor één jaar overgegaan in Franschen dienst, eindigende op 20 Mei 1643; zij hadden nog meer dan 115.000 Fransche kroonen te vorderen en riepen daarvoor bij herhaling de tusschenkomst der Staten- Generaal in, die wel bij Frankrijk aandrongen, doch immer vruchteloos „synde aen de groote Hoven een quade gewoonte dat men niet betaelt „oude schulden, want daer komen niet als te veel nieuwe aen" (4). Na verlies der stad Duren waren 12 compagnieën opgelost of verdwenen, zoodat 18 compagnieën weder in dienst der Generaliteit konden komen „twelck sij blijdelick aennamen"hoewel niemand wist, hoe de achterstallige en toekomstige soldijen te betalen (5). Ingevolge een resolutie der Staten- (1) Res. R. v. St. 10 Maart, Res. S. G. 4 April 1643. (2) Res. R. v. St. 15 October 1643. Onder deze en dergelijke opgaven heerscht meestal onderling verschil in de getallen. (3) Res. S. G. 13 April, Res. R. v. St. 17 April, Res. H. 17, 21, 23 April en 8 Mei 1643. (4) Aitzema, 25o Boek. HU vervolgt terecht „Alsoo worden oock do pensioenen wel „betaelt soo langh als men dienst ontfangt of meent te ontfangen van do Pensionarissen „anders of daer na is het post curam modieus olet". (5) Seer. Res. S. G. 27 April, Res. S. G. 2, 8 Mei, 19 Juni, Res. R. v. St. 16, 17 April, 12 Mei en 8 Juni 1G43.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 152