135
te brengen, welke echter door een gewone aderlating verkregen werd.
Nadat de provinciën eenige legerpenningen hadden beschikbaar gesteld,
konden op 20 Juni het voetvolk en de trein van de Voorn wegzeilen; door
tegenwind en windstilte kwam het transport pas vier dagen later te Bergen-
op-Zoomalwaar de ruiterij werd ingescheeptden 25sten zetten de troepen
in den polder van Namen voet aan wal. Van het doel der reis, een
aanslag op Hulst, moest echter als gevolg der goede voorzorgen van
Andreas Cantelmo worden afgezien (1). Na ingescheept te zijn met
bestemming naar Philippine, kwam het leger den 3den Juli te Assenede,
van waar een aanslag op Sas van Gent of nogmaals op Hulst zou
beproefd worden. Doch een vijandelijke macht van 8000 man te voet,
120compagnieën te paard en 16 benden van ordonnantie, door Francisco
de Mello langs het kanaal tusschen Gent en het Sas opgesteld, belette
eiken overgang, zoodat het tot werkeloosheid gedoemde Staatsche leger
zich om Assenede retrancheerdemet redouten op de toegangswegen.
Eenige dagen later vernam de Prins dat Cantelmo met 50 compagnieën
paarden3000 man infanterie en een grooten bruggentrein van Antwerpen
naar Gheel was vertrokken, waarop Zijn Hoogheid dd. 18 Juli den
luitenant-kolonel Maurice de Hallart gelastte om met 20 compagnieën
infanterie „den vijant te volgen ende te custoyerenoock met Isselsteyn
„sich te conjugeren, om alsoo den vijant op te houden ende in sijn
„voorhebbende desseynen alle mogelijcke verhinderinghe te doen".
Aangezien de aanwezigheid van Cantelmo's bruggentrein pogingen tot
overgang van een der groote rivieren deed vermoeden, was de kolonel der
cavalerie Vincent van IJsselsteyn met een aantal vanen van de om
streken van Rees naar de Betuwe getogen en vestigde Hallart zijn
hoofdkwartier te Nijmegen, zoodat de vijand „nadat hij zijne plaetsen
„in 't overquartier vol guarnisoen hadt gepropt" niet nader kwam dan
te Blerick aan de Maas (2).
„Sijnde tegens onsen vyant niet vordelycx vuyt te rechten", verliet
het leger eindelijk op 28 Augustus Assenede, scheepte bij Philippine in
het voetvolk vertrok naar Noordgeest, de cavalerie naar Wouw. Uit
dit dorp had weldra de eenige belangrijke ontmoeting in het jaar 1643
met den vijand plaats: „prince Wilhelmus eerste victorie". De prins
reed in den morgen van 3 September uit met de zich te Wouw bevin
dende cavalerieop twee uren afstands voorafgegaan door ritmeester An
thony Crocq met 220 ruitersdie in last had om de bij Antwerpen onder
Cantelmo gelegerde troepen te alarmeeren en uit hunne verschansingen te
lokken. Dit gelukte, waarna Crocq zijwaarts uitweek en zijne vervolgers
(1) S. G. Lias loopende 1643 dd. 5, 8, 11, 15, 16, 25 Juni.
(2) S. G. Lias loopende 1643 dd. 2, 3, 9, 18, 22, 26, 28 Juli, Res. S. G. 15, 23 en 25 Juli.
De vijand vervoerde op de met hairen kleeden gedekte wagens ook schuiten, welker bodem
met leder bekleed was. De luitenant-kolonel ontving 700 voor de door hem bewezen
diensten (Res. S. G. 14 December).