INHOUD.
VII
VOORSTELLINGEN.
N°. 1. Prins Frederik Hendrik.
N°. 2. Graaf Hendrik Oasimir van Nassau.
N°. 3. Vaandelteekeningenmet toestemming van Hare Majesteit de
Koningin ontleend aan een verzameling aanwezig op het Ko
ninklijk Huisarchief, in 1621 op last van graaf Ernst Casimir
van Nassau bijééngebracht.
a. Vaandel van de compagnie van hopman Arent Arentsz.
Het begeleidend schrijven luidt „Alsoo U. G. M. gelyefdt te
„weten hoe lange het fendel heeft gevlogen. Soo verclaert den
„Fendrijck als dat het nu tegenwoordigh vyer jaer heeft gevlo
den U. E. Genade Dyener. Ende wat aengaet het fendel staen
„de doren hyerbij getekent met oransye wijt aen de stange ende
„het feit blauinde houk aen de stange het Fryese wapen.
„Harlyngen den 30n Marty 1621.
„Harmen van Wonstorp".
b. Item van hopman Sirck van Eysinga, met de zinspreuk
„nee temere nee timide" (noch overmoedig noch bedeesd).
c. Vaandel met den Leeuw van St. Marcus, zooals gevoerd
werd bij de compagnieën sinds 1616 onder graaf Johan Ernst
van Nassau tijdelijk in Venetiaanschen dienst.
N". 4. Figuur 1. Snaphaan van 1573, met gegraveerde zinspreuk op
den loop
„Laat ons noch houden de wapene in hande
„Op dat de naem van vrie lande
„Ons niet en gedie tot grote schande"
Wordt snaphaan genoemd „om dat het slot als een haan, die
„met een snap of veer overging, en op de staale Pan vonkte,
„als met een snap affsprong".
Figuren 2 en 3. Yzeren gotelingen, resp. lang ongeveer ö1^
en 7 Rijnlandsche voeten, in 1574 tijdens het ontzet van Leiden
door de Spanjaarden achtergelaten.
„Gotelingen genoemt om dat zij agter aart, waar men de
„lading en het schot steld, gootsgewijze of geutsgewijze ge-
„maakt zijn".