140 naar men beweerde, tegen een omkoopsom van 4000 rijksdaalders in bezit der Spaansche plenipotentiarissen geraakte. De Fransche ambassa deurs ontvingen voor hunne bewezen diensten elk een vereering van 300.000, twee hunner secretarissen elk 800, welke sommen alvast van de nog te ontvangen subsidie konden afgetrokken worden; tevens deden de Staten-Generaal hun de eer aan, dat hun krijgsvolk in de verder te doorreizen plaatsen onder de wapenen zou „gestelt ende ver kondt" worden (1). Alvorens te vertrekken, deelden de ambassadeurs mede, dat Frankrijk niet alleen van plan was om in Duitschland en Catalonië op te tredenmaar ook „in Nederlant iets notabels bij de handt te neemen". Zulks bleek later te bestaan in het beleg van Grevelingen hetwelk zich op 29 Juli aan hertog Gaston van Orleans en den maar schalk de la Meilleeaye overgaf en als Gravelines bij Frankrijk werd ingelijfd (2). Inmiddels waren de voorbereidende maatregelen voor den in 1644 te ondernemen veldtocht door het Staatsche leger getroffenniet betref fende geldelijke aangelegenheden, waarom geen der bondgenooten zich bekommerde; alleen de voor den tocht bestemde ongerepartieerde com pagnieën moest men wel eenige tegemoetkoming verschaffen (3). De aangewezen troepen bevonden zich op 18 Mei bij Schenkenschans, van waar veertien dagen later het voetvolk met het geschut stroomafwaarts onder zeil ging; de ruiterij marcheerde naar Bergen-op-Zoomwaar ze werd ingescheept, zoodat op S Juni het geheele leger bij Philippine vereenigd waswaarna Assenede en Bouchante werden bezet. Na een mislukten aanslag van den veldmaarschalk Brederode op de tusschen Sas van Gent en Hulst gelegen forten, nam prins Frederik Hendrik den schijn aan alsof hij 't op Brugge begrepen had. De soldaten ontvingen den 26sten Juni bevel om zich voor acht dagen van levens middelen te voorzien; de marsch ging niet verder dan Maldeghem, waar het leger geruimen tijd in marschvaardigen toestand bleef; militairen noch zoetelaars mochten meerdere bagage bij zich houden dan op hunne wagens of karren kon vervoerd worden. Den 26sten Juli bevond het leger zich te Oost-Eecloo en maakte zich den volgenden nacht meester van eenige forten aan het kanaal van Gent naar het Sas, waarop de Prins tot een beleg van laatstgenoemde plaats besloot. Het leger werd verdeeld in drie hoofdgroepende Prins te Assenedede veldmaarschalk (1) Res. s. G. 30 Januari, 24, 27, 29 Februari, 1, 3, 21 Maart, 9, 12 April, 7 Mei, Ees. H. 8 Februari, 20 en 23 Juni 1644. (2) S. G. Lias loopende 1644 dd. 30 Mei. Zie Aanteekening N°. 63. (3) Res. S. G. 10 Februari (tegen 1 April de compagnieën voltalligde officieren prosent) 4 Maart (bespreking veldtocht), 10 April en 17 Mei (benoeming van gedeputeerden), 29 April (aanvrage van het eerste halve millioen in de legerlasten)18 Mei (vryleger aan de Voorn en elders), 8 Augustus (aanvrage tweede halve millioen), Res. R. v. St. 15 April (bruggen- materieel), 7 Mei (legerwagens, trekpaarden, schepen), 10 Mei (pionniers), 26 Mei (sloepen en pontons)30 Mei (betalingen aan de ongerepartieerde compagnieën te velde).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 160