141
te Zelsaete en graaf Willem Frederik te Dabboutshoecketerwijl de
ruiterij binnen de retranchementen bleef. Het 17000 man tellende
vijandelijke leger onder Francisco de Mello bij wien zich hertog Karel
van Lotharingen gevoegd hadlag door den arbeid van 8000 boeren bij
Wachtebeke „begraven", dus tamelijk in de nabijheid van Brederode's
kwartier; eiken dag hadden „dangereuse rencontres" plaats, zoodat de
chirurgijn van het leger Mr. Hendrik Scheemans verlangend uitzag naar
de zending uit 's Gravenhage van „lijnwaet tot siecken en gequetsten" (1).
Aan ontzet viel niet te denken. Mello verliet op 16 Augustus zijn
stellingen; pas op 5 September gaf don Andreo de Prada y Muxica
het hooge, het lage Sas en het fort St. Anthonie aan den prins van
Oranje over. Twee dagen later trok de bezetting uit met 1000 soldaten
en 650 gekwetsten op wagens; talrijke gewonden waren reeds per
scheepsgelegenheid naar Antwerpen vervoerdeen bewijsdat verwoed
gevochten was. De Staten-Generaal bevalen de gebruikelijke „danck-
„segginge in de kercke", terwijl in den avond van 21 September zeven
tien stukken geschut negen malen op den Vijverberg „als teyckenen
„van blijschap" werden afgevuurd (2).
Nadat het aangeworven gebied in voldoenden staat van verdediging
was gebracht, vertrokken de troepen op 14 October, met achterlating
van nagenoeg 60 compagnieën, naar Bergen-op-Zoomwaar diezelfde
maand het veldleger werd ontbonden. De buitengewone onkosten of
zoogenaamde legerlasten tot een totaal van anderhalf millioen gulden
kwamen eerst na aanhoudende smeekbrieven in kleine bedragen beschik
baar. Betreffende den fortificatorischen arbeid kwamen de gedeputeerden
te velde aan Hunne Hoog Mog. „rememoreren tgeene sij de selve nu
„soo menichmael te vergeefs clagelijck hebben geremonstreert aengaende
„de menichvuldighe dachten soo van werckbasen ende een ontallicke
„menichte van arme onverduldighe soldaten onder deselve
Met aandrang bepleitten zij om de onkosten voor wagens, trekpaarden
en legerschepen bij de buitendienststelling te voldoen; anders „sal 'tniet
„mogelick wesen in toecomende tijden de luyden wederom met schone
„woorden te connen bedriegen" (3). Hunne Hoog Mogenden zullen wel
hebben gemeesmuild bij het voorlezen der laatste zinsnede van dit
officieele stuk in het zoogenaamde Gouden tijdperk van de Republiek!
De gewone vereeringen bleven niet achterwege: prins Frederik Hendrik
(1) s. G. Lias loopende 1644 dd. 8, 10, 13, 26, 30 Juni, 14, 26, 28 Juli, 2, 11 Augustus,
Res. S. G. 29, 30 Juli en 11 Augustus.
(2) S. G. Lias loopende 1644 dd. 16 Augustus, 5 en 7 September, Res. S. G. 79, 10 en
19 September; G. P. B. II 638 (capitulatie, van wege Spanje mede onderteekend door Albert
de Croy, Graaf van Megen).
(3) Res. S. G. 23, 31 Augustus, 8, 24 October, Lias loopende 1644 dd. 27 September,
14 October, Res. R. v. St. 21 en 29 October. De contrerolleur van do legerschepen, Ludolf
van Lintzenich, nam ontslag en werd opgevolgd door Isaüc Alexander d'Odtrebours
(Comm. S. G. 8 December).