142 ontving 42.000 voor de bewezen dienstengraaf Willem Fredeeik etl de veldmaarschalk Bbedeeode elk eene van 7000 (1); graaf Hendrik van Nassau belast met de verdediging der rivieren (hoofdkwartier te Nijmegen), 1000 (2). In den loop des zomers bezette de luitenant-kolonel Haetman Gotfried van Steyn Callenfels, commandeur van Maastricht, de kasteelen van Daelhem, Valkenburg en 's-Hertogenrade. Aangezien het bezit niet kon worden gehandhaafd als de vijand „meester in campagne" was, besloot men om de verdedigingswerken te slechten en de drie Landen van Over- maze neutraal te verklaren (3). De op 2S October door de Staten Generaal gearresteerde petitie voor het volgende jaarberustende op den geredresseerden staat van oorlog van 1643, viel niet in den smaak van Holland, zoodat de Staten-Gene- raal onder voorgeven „dat daer in groot ende veel wercx steect ende „diensvolgens veel tijts werd gerequireert om alles effen te cunnen „stellen" aan Zijn Hoogheid verzochten om als voorheen een petitie te doen opmaken, gegrond op de drie staten van oorlog der jaren 1621, 1626 en 1627. De Raad van State verkoos echter, onder uitvoerige op gave van redenen, geen gevolg daaraan te geven, verklaarde van rechts wege met het opmaken der petitie uitsluitend belast te zijn en wees alle inmenging van derden van de hand. Met of zonder wijziging bleef de toestand onveranderdaangezien de bondgenooten naar hunne bijzon dere inzichten betaalden. Daarom mocht dan ook met reden getwijfeld worden aan een bevredigende uitwerking betreffende de opening der consenten van af het jaar 1638, waarmede in Februari 1645 een begin werd gemaakt. Onder de nog niet voldane posten voor het veldleger kwamen o. a. voorde kapitein Gebnau en zijne pontgasten met 52.358 over 1644, de drie pionnier-kapiteins met 18 863 sinds 1641; onder de door de rijke provincie Holland verschuldigde achterstanden de op haar gerepartieerde Fransche kolonels met 109.750, de servies-gelden voor Emmerik met 150.000 (4). Er moest een einde komen aan den voort durend aangroeienden achterstand der ongerepartieerde compagnieën welke reeds tot een bedrag van 3.496.820 was opgeloopen, evenzeer om de over vele jaren loopende schuld aan de bij de Staten-Generaal „jammerlick dagende" extra-ordinaris of generaliteits-kanonniers af te doen. Daargelaten geringe betalingen, bleef alles bij beloften (5). (1) Res. S. G-. 3 en 10 Januari 1615. (2) Bes. S. G. 17 Juni, 28 December 1641. (3) Bes. S. G. 1, 15, 29, 30 Juli, 6, 15 Augustus, Bes. R. v. St. 2 en 11 Juli 1611. (1) Res. S. G. 17, 19, 25 November, 16 December, Lias loopende 1611 dd. 16 December, Res. S. G. 10 FebruariRes. E. v. St. 25 Maart5 AprilRes. H. 1 en 5 April 1645. (5) Res. B. v. St. 6 Mei, Res. S. G. 1, 12 Juli, 27, 2-8 September, 6, 11, 1G, 18, 19, 26 October, 9, 11, 30 December, Res. H. 2, G, 13 October en 21 December 1645.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 162