151
welke wijze de Republiek aan hare bij het tractaat van S Februari 1635
aangenomen verplichtingen dacht te voldoen (1). Reeds ter vorige
December-maand was bevel gegeven om tegen einde Maart de compag
nieën op volle sterkte te doen zijn, de officieren present; maar in Mei
waren nog geen waardgelders aangenomenzoodat prins Fredebik Hen
drik moest verklaren „dat het leger van desen Staedt soo vigoureus ende
„machtich niet te velde en soude connen worden gebracht". Dienten
gevolge wachtten de Staten-Generaal niet langer op de antwoorden der
provinciën de Staten van Holland waren tot 6 Juni op reces en
bepaaldendat de waardgelders zich binnen 14 dagen onder de wapenen
moesten bevinden (2). Holland wenschte zoo mogelijk afzonderlijk met
Spanje te onderhandelen en geenszins het machtige Frankrijk tot nabuur
te krijgen, zoodat de provincie slechts schoorvoetend hare medewerking
voor de krijgstoerustingen verleende. Toen deze in omvang toenamen,
stelde do Spaansche regeering in de Zuidelijke Nederlanden vruchteloos
een wapenstilstand voor tot bevordering van een te sluiten vrede (3).
Als gevolg van het „besoigneren" van den Prins met de gedeputeerden
der Staten-Generaal werd bevolen, dat op 18 Juni zich moesten bevin
den
ingescheept, ten anker vóór Dordrecht: de troepen te voet, de pion-
niersvoorts de legerpleiten met het geschut
te Geertruidenberg1100 legerwagens met 44 conducteurs, 800 tocht-
paarden met 1 luitenant, 24 conducteurs en verder personeel;
in de Langstraat: de ruiterij.
De Prins en de gedeputeerden vestigden zich voorloopig te Breda. Tien
dagen na den bepaalden datum waren slechts 870»wagens, 716 tocht-
paarden aanwezig, omdat de Hollandsche boeren nog van een vorige
gelegenheid te vorderen hadden (4). Aanvankelijk belette het ongunstige
weder aan schepen en soldaten om bijtijds ter aangewezen plaats te
komen; en toen alles gereed was, kon men nog niet vertrekken „bij
„faulte van geit, welck empeschement niet alleen en streckt tot disre
putatie van den Staedt deser Landen in het generael, ne maer oock tot
„misnoegen van de Croone van Vranckrijck geallieerde van dien". De
gezanten van FrankrijkZweden en Hessen verzuimden dan ook niet te
klagen „dattet leger van desen Staet stil ende sonder actie tot noch toe
„is blijven leggen t' zelve vry wat hatelicken uytmakende.Nadat
(1) Res. H. 17 Maart, Res. S. G. 5 Mei 1646.
(•2) Res. S. G. 13 December 1645, 13, 22, 28 Mei, Res. H. 18 Mei, 20 Juni 1646. Toen het
leger al te velde was, bleven nog vele officieren afwezig, in strijd met het thans vernieuwde
tractaat van 31 Mei 1642 (Res. R. v. St. 9 en 18 Augustuss 1646). Zie Aantoekening N°. 68.
(3) Res. H. 30 April 1646.
(4) Res. S. G. 15, 25 Moi (gedeputeerden te velde), 11, 13 Juni (vrijleger te Dordrecht),
Res. R. v. St. 4, 6, 18, 28 Juni 1646. De drie kapiteins der pionniers hadden ieder 70 man
moeten werven,