154 leger ontbinden, te meer wijl de „schaersheyt van de finantien" zich „voortdurend deed gevoelenterwijl het aantal zieken toenamdeels door „den grooten stanck" langs de wegen. Toen de provinciën inlichting vroegen omtrent de voorwaarden, waarop het Fransche hulpkorps aange nomen en hetgeen in Juli te Breda besproken was, antwoordden de Staten-Generaal met het plan tot vermeestering van Antwerpenhetwelk echter als mislukt moest worden beschouwd (1). Tegen den zin van Holland liet men de verdere beschikking over het veldleger aan den Prins over; de Staten van dit gewest verdachten hem, nog steeds het oog op Antwerpen gevestigd te houdenwaarvan zij de vereeniging met de Republiek, uit vrees van scherpe mededinging op het gebied van den wereldhandel, geenszins begeerden. De Hollandsche kooplieden konden echter gerust zijn. Wel droegen gedeputeerden te velde „saecken wan „groote importantie" aan Hunne Hoog Mogenden voordoch bij een bijeen komst van den Prins met alle kolonels verklaarden dezen „unanimiter „deselve desseinen van importantie in dese gelegentheyt en in dit ver- „loopen saisoen te sijn onmogelick en niet practicabel" (2). De Prins liet op 10 September het Fransche voetvolk van den maar schalk de Grahmont ongeveer 600 weerbare mannen met 220 knechten en jongens, in den polder van Namen inschepen om zich bij den hertog van Enghien te voegendie van Veurne tot beleg van Duinkerken oprukte. Het Staatsche leger en de cavalerie van het hulpkorps verlieten zeven dagen later St. Gilles en zeilden naar Bergen-op-Zoomwaar zij pas den 19den ontscheepten. Het plan om van hier een aanslag op Lier te doen werd opgegeven, aangezien de hertog van Lotharingen, Piccolo mini en Beck een voordeelige stelling tusschen de Nethe en de Dijle hadden ingenomen. Het Staatsche leger „nu geheel van kranckheden „besrnett" kon alles behalve prat gaan op zijn allerlaatsten veldtocht in Vlaanderen (8). Aangezien het leger niet kon ontbonden worden terwijl het Fransche nog te velde was, gaven de Staten-Generaal den Prins in overweging „dat het ooghe soude mogen gaen over het Boven-Quartier van Gelder land". De Prins, hiermede instemmende, bedankte den maarschalk de Grammont voor de bewezen diensten en liet hem, begeleid door graaf Johan Maurits van Nassau met' 30 compagnieën paarden, op 2 October vertrekken van Bergen-op-Zoom naar de Maas boven Maastricht, van waar de Fransche ruiters veilig den marsch naar hun vaderland konden voortzetten. Nadat de trein en het geschut, behalve 12 lichte vuurmonden, die bij het leger zouden blijven, naar het Genneper-huis (1) S. G. Lias loopende 1646 dd. 8, 12, 26 Augustus, Seer. Res. S. G. 15 en 20 Augustus, Res. S. G. 17, 18, 20 Augustus, Res. H. 31 Augustus, 1, 2, 5-7, 10 September. (2) Res. S. G. 28 Augustus, 1 September, Lias loopende 1646 dd. 28 Augustus, 8 Sep- tember. (3) Res. S. G. 101424 en 25Lias loopende 1646 dd 1116 en 22 September.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 174