io8
oneenigheid der bondgenooten en gebrek aan fondsen vertraagden de af
doening tot lang na het overlijden van prins Frederik Hendrik. De in
October 1646 ingediende petitie behelsde de aanmaning om het volgende
jaar dezelfde troepen, als in de vorige vermeld, aan te houden (1); ook
deze aanmaning bleef onbeantwoord: al te spoedig zou de oneenigheid
op het stuk der militie in het licht treden.
Een der grootste zorgen van prins Frederik Hendrik gedurende zijne
laatste levensdagen betrof het vaststellen eener vredesterkte voor het
leger, zoodat de staat van oorlog van 23 Mei 1643 en de geredresseerde
staat van 2S October 1643 weder bij den Raad van State in behandeling
kwamen. De ontworpen sterkte bleef wegens de uitbreiding van het
grondgebied boven den staat van oorlog 1609, doch beneden de staten
1621 en 1643, gepaard aan mindere kosten
Staat van 1609:
312 compagnieën te voet 26391 hoofden 3.429.65217
39 paard 3000 paarden 832.930
4.262.582—17;
Staat van 1621
326 compagnieën te voet 47170 hoofden 5.550.9116,
39 paard 3975 paarden 1.347.11013,
8 Duitschers en 250 200.000
3 regimenten Franschen en 2 compagnieën paarden 6S5.517
7.783.53S—19;
Staat van 1643
469 compagnieën te voet 534S0 hoofden 6.465.9246
68 paard, met 60 ruiters van
Herman Keultjes en 50 karabiniers van
den Frieschen Stadhouder 6950 paarden 1.714.232210,
S.180.1568—10;
Aan te houden bij bestand (1643):
467 compagnieën te voet 39980 hoofden 5.101.04415
68Va paard 5580 paarden 1.683.91816
6.7S4.963—11
Aan te houden bij vrede (1647):
469 compagnieën te voet 34550 hoofden 4.504.1623
68 paard 4250 paarden 1.333.0239
5.837.185—12
De Raad bleef om verschillende redenenmede om 's Prinsen zorg
wekkende gezondheid, huiverig de sluimerende hartstochten te ontke
tenen en stelde de indiening uit tot na het sluiten van den vrede (2).
(1) Res. S. G. en Res. R. v. St. 6 October 1G64.
(2) Res. R. v. St. 17, 21, 29 Januari, 2 en 8 Februari 1647. De opgegeven getallen kloppen
niet volkomen met elders voorkomende.