160
van La Roche, in de Staten-vergadering voortzetting der subsidie aan,
er bij aanneming op rekenende, dat „alle haer Hoch. Mo. forces" te
te velde zouden komen om een deel van liet Spaansche leger te beletten
tegen de Franschen op te treden. Wegens verzet van Holland werd het
voorstel van den gezant niet aangenomentoen de Staten van het gewest
op reces gingen, droegen zij op aan hunne gecommitteerden en den raad
pensionaris Jacob Cats om „een wakent ooge" te houden, dat de Staten-
Generaal geen resoluties betreffende het veldleger zouden nemen. Meer
en meer bleek de overmacht van Holland niet alleen op de bond-
genooten maar ook op de hoogste regeeringslichamen. De provincie
verlangde staking van alle krijgsbedrijven, eischte zelfs terugroeping
van 900 man te voet en 800 ruiters, die door prins Willem op het
gerucht dat de nieuwe landvoogd aartshertog Leopold Willem van Oosten
rijk troepen in de nabijheid had bijeengetrokken, naar Vlaanderen waren
gezonden. De prins betuigde echter, dat hij en hij alleen als kapitein-
generaal verantwoordelijk was voor de veiligheid der frontieren (1).
Aangezien ook na 6 Mei de middelen tot onderhoud der ongerepar-
tieerde troepen ontbraken een maand soldij vorderde 97.720
wenschten de Staten-Generaal, onder tegenkanting van Holland, daarin
te voorzien door ze te repartieerenwaaraan de Raad van State op 1 Juli
voldeed (2). Om van deze troepen af te komen, tevens de West-Indische
Compagnie aan 6000 man voor Brazilië te helpen, stonden drie wegen
open
a. gedwongen overplaatsing naar Brazilië;
b. cassatie met afbetaling en aanwerving van vrijwilligers voor
Brazilië
c. alvorens tot cassatie over te gaan, de vrijwillige dienstneming te
bevorderen door de belofte van vrije mondkost op zee en vrij kost
geld te land.
Men koos den laatsten weg. Op 11 September bepaalden de Staten-
Generaal dat de Raad van State terstond tot licentieering zou overgaan.
Slechts een compagnie de vuurroers van kapitein Johan Diederik
Bouman bleef voorloopig in dienst der Generaliteit, onder bepaling
dat de compagnieën op Holland met zooveel man moesten verminderd
worden, dat het onderhoud der vuurroers ad 1120 per lange maand
uit de bespaarde soldij werd gevonden. Het voorstel van den Raad
van State om de ontslagen hoofdofficieren, te weten de „coronnels,
„lieutenant-coronnels en sergeant-majors", hun tractement te laten be
houden, zonden de Staten-Generaal naar de provinciën met aanbeveling
daarop een „favorable resolutie" te nemen (3). Hetzelfde geschiedde voor
(1) Bes. H. 18, 14, 16, 25, Res. S. G. 17, 20, 21, 23 Mei 1647.
(2) Res. S. G. 25, 29 Juni, Res. R. v. St. 1 Juli 1047. Zio Aanteekening K°. 70.
(3) Res. S. G. 13, 14, 20 September, 1 October, Ros. E. v. St. 12—14, 20 September
3 October, Res. H. 3 en 4 September 1647.