het yeilgeld moesten worden betaald, doch onbetaald waren gebleven (1). Al deze schulden overleefden den vrede vele jaren. De op 19 December 1647 ingediende petitie voor 164S was opgemaakt bij onzekerheid omtrent vrede of oorlog en pleitte voor in diensthouden van het personeel der drie staten van oorlog, de 500 man te Emden, de 50 compagnieën van 1628, het regiment van wijlen Charnacé, enkele kleinere onderdeden en het aannemen, zoo noodig, van 6000 waard- gelders gedurende vier maanden. De Raad van State drong voorts aan op afdoening der defectende eerste schrede om tot een zuiveren toestand te geraken. De Staten-Generaal wezen den Ssten April van het volgende jaar aan als datum, waarop de liquidatie der defecten zou geschieden; maar deze dag behoorde reeds een maand tot het verleden alvorens de bondgenooten iets ter zake van zich lieten hooren (2). De mededeeling der onderhandelaars te Munster, dat de landen van Overinaze zouden worden toegewezen aan den toevalligen bezitter op don dag der onderteekening van het vredesverdrag, gaf aanleiding tot een soort wedstrijd ter zake tusschen de Staatsoliën, de Spanjaarden en de Lotharingers. Holland verzette zich tegen elke inmenging uit vrees voor verstoring van den vredeshandel; de andere provinciën duchtten, dat de Lotharingers, gelijk in den vorigen winter, ook van 1647 op '48 de kwartieren in het Overmaasche zouden betrekken en wilden daarom die landen „militairement" bezetten, ten einde „alsoo de possessie ende „souverainiteyt te mainteniren". Toen in 't laatst van 1647 twee Lotha- ringsche regimenten cavalerie Limburg en de Landen van Overmaze bezetten, zond de prins van Oranje den Rijn graaf van Salm daar heen met 30 compagnieën te paard en even zooveel te voet en gelastte den gouverneur van Maastricht om de drie kasteelen van Overmaze in stormvrijen toestand te brengen. Nauw was zulks geschied of Holland drong aan op terugroeping der troepen. Een Spaansch plakkaat van 16 Januari 1648, waarbij de bewoners van Overmaze gelast werden om de gehoorzaamheid aan de Republiek af te breken, beantwoordden de Staten-Generaal met een gebod dd. 20 Mei om alleen hunne bevelen op te volgen (31. De Lotharingers bleven nog lang na den vrede nabij 's lands grenzen en vertoonden zich zelfs op het grondgebied der Re publiek. (1) Bes. S. G. 23 Januari, 25, 26 Juli, 19 December 1647, 20 Februari, 23 Juli, Res. R. v. St. 1 September, Res. H. 10 December 1648. (2) Res. S. G. 4, 19, 23, 24 December 1647, 18 Januari, 1 en 8 Mei 1648. Do 29 op Hol land gerepartieerde compagnieën van 1628 waren 25 maanden ten achteren en hadden 1.016.450, 14 compagnieën ruiterij een achterstand van 14 maanden, 671.477 te vorderen (Res. H. 2, 10, 13 October, 20 November, 4 December 1647). (3) Res. S. G. 7, 15 Februari, 31 October, 5, 18, 27, 30 December 1647, 15, 20, 21 Januari 24 Maart, 1 April, Res. R. v. St. 13 Januari, 6 Februari, Res. H. 21 Januari, G. P. B. II 1183 dd. 20 Mei 1648.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 182