165 venhage; de staatkundige betrekkingen zouden voortaan door een resi dent onderhouden worden. Den 5den Juni juist tachtig jaren na de onthoofding der graven van Egmond en Hookn geschiedde de afkondiging in de Vereenigde Nederlanden, gepaard met „teyckenen van blydtschap"; op 10 Juni volgde een algemeene bede- en dankdag (1). De vreugde was echter niet alge meen. Zeeland, Leiden en de gezanten der tegen Spanje gezinde mogend heden weigerden elke demonstratie. Amsterdam was door het dolle heen; men gaf vertooningen op twintig plaatsen, op den Dam liefst op drie tooneelen; in de Oude Kerk werd een gedenkraam geplaatst en Vondel, de koning der poeten, dichtte zijn „Leeuwendalers" (2). Artikel 44 van het vredesverdrag bepaalde: „Aengaende de pretensen „en interessen, de welcke den Heere Prince van Orange soude mogen „hebben, ten opsicbte van eenige partijen die hij niet en is besittende, „daer over sal bij particuliere handelinge verdragen worden, tot satifactie „van de ghedachte Heere Prince van Orange, 't Scheen alsof deze „particuliere handelingen" in de naaste toekomst moesten geschieden ze waren echter reeds in het vorige jaar besloten en Hunne Hoog Mogenden hadden daaraan, zonder volkomen kennis der aangelegenheid, hunne goedkeuring gehecht. Johan de Ivnüyt, heer van Nieuw en Oud Vosmeer, had op 8 Januari 1647 namens prins Frederiic Hendrik, op 27 Oc tober d.a.v. namens prins Willem II, tijdens de vredeshandeling te Munster met don Gaspar de Bracamonte en graaf Guzman de Pe- neranda voor koning Filips IV van Spanjeverdragen gesloten betreffende de bezittingen van het Huis van Oranje in de Zuidelijke Nederlanden, onder bepaling van onverwijld zonder verdere onderhan delingen in werking treden na afkondiging van het vredesverdrag (3). Volgens het verdrag van 8 Januari 1647 stond de koning, onder voor waarde der handhaving van den Roomsch Katholieken godsdienst, als leenen af aan prins Frederiic Hendrik, de heerlijkheden Montfort bij Roermond en Turnhout in Brabant, onder garantie van een jaarlijksche opbrengst resp. van 25.000 en 12.000; aan prinses Amalia, de heerlijkheid Zevenbergen, alle heerlijkheden met bijbehoorende dorpen, landen, enz.; in vollen eigendom aan prins Frederik Hendrik, het markiezaat van Bergen-op-Zoom. Daarentegen stond de Prins in volle bezit aan den koning af de stad en baronnie van Diest, (1) G. P. B. I 106 dd. 19 Mei 1048. (2) Van Vondel werd gezegd, dat hy den Munsterschen vrede met een gedicht zou vor- hoerlyken. Om de klippen van eigen overtuiging en stryd met de regeering te ontzeilen, schreef liy liet landspel de „Leeuwendalers". (3) Res. S. G. 27 December 1047. Do verdragen betreffend© het Huis van Oranje zyn vermeld in Res. H. 25 Juli 1054,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 185