168 terwijl zich onder de dienstdoende manschappen tal van onwaardigen bevonden (1). Tot betere verstandhouding met keizer Ferdinand II trachtte de keurvorst zijne verplichtingen tegenover de Republiek zoo min mogelijk na te komen; in strijd met het tractaat van 1624 vorderde hij van de officieren een nieuwen eedwaarin geen gewag werd gemaakt van de Staten-Generaal. Retzer, mede gecommitteerd tot contrerolleur-generaal der uitgaven van de ontvangen gelden, trad krachtig op, zoodat de Brandenburgsche compagnieön spoedig weder op den ouden voet hersteld werden (2). Een nieuw tractaat, „het Haagsche accoord" van 31 Juli 1629, bracht een gewijzigde regeling tot stand, volgens welke de twee compagnieën harquebusiers te paard van Walraven van Gent en Frederik Quadt van Soppenbroeck de laatste thans onder bevel van Hendrik Willem van Gevenich, in Staatschen dienst overgingen tegen betaling van 15.000 door de keurvorstelijke regeering; waartegen de keurvorst gedurende drie heeremaanden een regiment van 12 compagnieën, 900 man infanterie en 100 ruiters zou onderhouden in plaats van het vorige ter sterkte van 1370 hoofden (3). De verandering bleef onuitgevoerd zoolang aan den overste Walraven van Gent de achterstallige soldijen niet waren uit betaald; de overste nam zelfs nog 500 vuurroers extra in dienst om onder Jacob Mangelman het garnizoen van het op 19 Augustus door zijn broeder Otto van Gent van Dieden veroverde Wesel te versterken (4). Walraven maakte zich op 2 October meester van Karpen, de Republiek liet Ruhrort en Burik sterker bezetten (5). De Republiek trad opmet terzijdestelling van het keurvorstelijk gezag als heer en meester in de Brandenburgsche bezittingen aan den Rijn. Ze veroorloofde zich zelfs gedurende den winter van 1629 aldaar een betrekkelijk sterke troepenmacht onder graaf Willem van Nassau te „inquartiren"daarbij het voorbeeld volgende van den vijand, die sinds 1614 eveneens had gehandeld, er op rekenende dat zoowel deze inkwartiering als de Brandenburgsche troepen van Walraven van Gent uit de contri- butiën konden betaald worden (6). De Staten-Generaal ondersteunden den paltsgraaf Wolfgang Willem in zijne pogingen tot neutraalverklaren (1) Res. S. G. 7, 22, 29 September, 2, 5, 11, 20 October, 20, 23 November, Res. R. v. St. 7 November 1628Res. S. G. 13 Januari 1629. G. P. B. II 130 dd. 7 September 1028 bevat een plakkaat tegen den moedwil der soldaten. (2) Res. S. G. 16, 20, 24 Februari, 3, 4, 8, 21 Maart, 17 Mei. Johan van Kettler ontving door Retzer 60.000hem nog toekomende voor het in 1621 opgerichte regimenthij stierf kort daarna (Res. S. G. 18, 21 April, Res. R. v. St. 29 December 1029). (3) Res. S. G. 31 Mei, 6, 21 Juni, 24, 31 Juli, 2 en 3 Augustus 1629; archief S. G. N°. 8291. (4) Res. S. G. 30 Augustus, 1 September, Res. R. v. St. 10 September 1629. (5) Res. S. G. 15 October, 20 November, 17 December 1629. (6) Res, S. G. 30 Augustus, 4, 17, 22 December, Res. R. v. St. 21 December, S. G. Lias loopendo 1629 dd. 31 Moi, Ros. R. v. St. 20 Februari 1630,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 188