169
zijner landen, mede om van contributie-heffing en inlegering door vriend
cn vijand gevrijwaard te blijven; daarentegen verzetten zij zich tegen
zijn voorgenomen huwelijk met Katharina, zuster van den keurvorst
van Brandenburg en weduwe van den op 15 November 1629 overleden
Bethlen Gabor, koning van Hongarije, vorst van Zevenbergen, omdat
een mogelijke verzoening dier twistende Huizen niet met de staatkunde
der Republiek viel te rijmen (1).
Den 26sten Augustus 1630 kwam te 's-Gravenhage een nieuwe schikking
tusschen den keurvorst en den paltsgraaf tót stand, volgens welke de
keurvorst in het bezit bleef van Cleve en Mark, de paltsgraaf van Gulik,
Berg, Ravestein en Breskenszand, met Ravensberg als gemeenschappelijk
bezit; dientengevolg verviel een op 19 Maart 1629 te Dusseldorf over
eengekomen voorloopige verdeeling, waarmede Spanje zich had kunnen
vereenigen, maar welke door de Republiek was afgewezen. De Sta-
ten-Generaal wilden Dusseldorf, residentie van den paltsgraaf, slechts
dan neutraal verklaren, hem het houden eener garde van 500 man te
voet en 70 paarden toestaanwanneer gelijke voorrechten voor Emmerik of
Cleve aan den keurvorst werden verleend (2). Na langdurige onderhandelin
gen kwamen de Staten-Generaal en de Spanjaarden overeen om de
Gulik-Oleefsche erflanden te ontruimen, met behoud van Ruhrort, Wesel,
Rees, Emmerik, Gennep en Ravestein voor de Republiek, van Gulik,
Sittard en Orsoy voor de Spanjaarden. Bij de drukkende schuldvorderingen
der Staten-Generaal en van sommige Nederlandsche huizen bleven de
inkomsten der keurvorstelijke bezittingen aan den Rijn nagenoeg geheel te
hunner beschikking. Adam van Schwartzeneerg minister van den
keurvorst, na de Nederlanders do voornaamste schuldeischerkon deels
door zelfzucht de financieele verwikkeling niet ontwarren.
In 1635 weerden de Zweden bij Nordlingen door de keizerlijken ver
slagen, waardoor keizer Ferdinand II weder de overmacht in Duitschland
verkreeg. De Brandenburgers liepen in het gareel van Oostenrijken
keurvorst George Willem trad zelfs op als keizerlijk generaal tegen de
Zweden. De gezindheid der Staten-Generaal tegenover den keurvorst
had daardoor veel te lijden.
Het Brandenburgsche regiment van Walraven van Gent, hoezeer
bij slechte betaling toch in stand gebleven, was in 1632 in Staatschen
dienst overgegaan, gereduceerd tot een compagnie-coloifelle van 130,
6 compagnieën van 100 man, benevens 100 harquebusiersdie Em
merik, Rees en Wesel tot garnizoen kregen: waartegen de keurvorst,
ingevolge het op 2 April te 's-Gravenhage gesloten tractaat, zich verbond
om in driejaren 860.000 te betalen. Den lOden April volgde tusschen de
(1) Ros. S. G. 14, 16 Januari, 8, 13 April, Res. R. v. St. T Januari 1630.
(2) Res. S. G. 2, 18, 21, 25 April, 23 Mei, 11 Juni, 13 Juli 1629, 4, 5 October, Res. R. v.
St. 5 October 1630,