172 enkele malen toestemming tot uitvoer van wapenen en munitie; doch daarmede hield alles op (1). Bij de geboorte van don keurprins Kabel Emile (overleden in 1674) schonken de Staten-Generaal aan het kind als pillegift een levenslang pensioen van 14.000 en een paar gouden „coppetassen", elke van 5000 (2). Nadat keurvorst Feederik Willem te vergeefs beproefd had een paar compagnieën in Gennep en IJsselburg te leggen, zag hij zich in 1648 genoodzaakt een deel zijner troepen af te dankende rest uit Cleve naar Mark en Ravensberg te verplaatsen; weldra gelukte 'them om Hervord, Bielefeld, Hamm en Lippstadt te bezetten (3). De Westfaalsche vrede bracht wel het door den keurvorst gewenschte verbond met de Republiek een stap nader, maar zijn geschil met palts graaf Wolfgang Willem over de Gulik-Cleefsche nalatenschap bleef bestaan: redenen waarom de steden Wesel, Emmerik, Rees, Orsoy, Gennep en Rijnberk Staatsche bezetting behielden (4). b. OOST-FRIESLAND (5). Rudolf Christiaan volgde in Augustus 1625, 23 jaren oud, zijn overleden vader Enno III op als graaf van Oost-Friesland. De twisten tusschen den nieuwen graaf, de stad Emden en de stenden over het gezag en de geldmiddelen bleven bestaan. Wel kwam op 23 Februari 1626 door bemiddeling der Staten-Generaal een later nog aangevulde en ge wijzigde acte tot stand, waarbij de wederzijdsche rechten en verplichtingen waren omschrevendoch deze bevredigde niemandallen stemden echter overeen in den wensch om van de Staatsche garnizoenen te Emden en Leeroord te worden bevrijd. Yolgens het Haagsche accoord van 8 April 1603 lagen te Emden 600 man, 5 compagnieën onder Ernhaet Erentreyter in garnizoenbij eede aan Hunne Hoog Mogendende stenden en de stad Leeroord was bezet door 300 man, 3 compagnieën, onder Willem Coenders van Helpen, 't Was in het belang der Republiek om meester te blijven van deze plaatsen. Toen graaf Rudolf Christiaan een vruchtelooze poging deed om zich van Emden meester te maken, terwijl een deel der Staatsche bezetting deelnam aan het beleg van Oldenzaal, vooral na koning Christiaan's nederlaag op 16 Augustus 1626 bij Lutter, begrepen de Staten-Generaal hun macht en invloed binnen Emden te moeten uitbreiden. Zij zonden „in aller stilheit 500 man_quasi ■ft (1) Ros. S. G. 11 Februari, 23 November, 27 December 11)47. Do keiMöisgeving der bonoe- ming namens den keurvorst bereikte de Staten-Generaal veel later ;|Res. S. G. 13 October 1048). (2) Res. S. G. 14 Juli 1648. (3) Res. S. G. 5 Januari, 2, 4 Februari 1647, Res. R. v. St. 1, 12, 13 Juli 1648. (4) Zie Bijlage III. (5) Vervolg vau Bijlage X van Deel III. V

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 192