„ter aflossing", doch met du bedoeling zo tc laten blijven, alleen in hun
eed, niet in dien van stad of stenden; zij werden verdeeld over de
vijf aanwezige compagnieënzonder uit to maken hoe ze zouden betaald
worden (1). In 1620 ontsloeg men 50 man en deelde de overigen in
drie compagnieën van 150 man (2).
Eerlang drongen nu de beruchte benden der katholieke Liga onder
Jean Jacques van ANHoi/rin het land, bewerende dat Oost-Friesland hem
door keizer Ferdinand II als winterverblijf was aangewezenzij werden ge
volgd door keizerlijke troepen onder Mathias van Gallas die Fredeburg
later het huis te Griet en eenige dorpen nabij Emden bezetten. De
Staten-Generaaldoor den graaf en de stenden te hulp geroepen, mach
tigden graaf Ernst Casimir otn in geval van nood vier compagnieën ver
sterking naar Emden te zenden, met bevel om op het grondgebied der
Republiek stroopende keizerlijke soldaten niet gevangen te nemen, maar zè
ter vermijding van „alle despuut" eenvoudig dood te slaan. Overigens liet
de inval in Oost-Friesland hen koud en vermeden zij „omeenesoo geringe
„saecke de Keyserschen oorsake van offensie te geven" (3). Door deze
schijn-neutraliteit hoopte men den keizer meer afbreuk te doen dan door
openbaren oorlog; de Staatsche oorlogsschepen op de Eems moesten den
toevoer van levensmiddelen aan de keizerlijken beletten onder voor
wendsel, dat zulks hoog noodig was voor het sterke garnizoen te Emden
en de daarheen gevluchte landliedendoch de maatregel geenszins te
beschouwen „als teycken van hostiliteyt". De uitvoering liet te wenschen
over, wijl de schepen niet op tijd kwamen (4).
Graaf Rudolf Christiaan vond den 27sten April 1628 den dood in
een twist met een keizerlijken officier. Zijn broeder Ulrich II volgde
hem op (5).
Toen.de overste Gallas in Augustus en September nog andere plaatsen
in het graafschap liet bezetten, vervoegde men zich weder tot de Repu
bliek ter verjaging der keizerlijken; maar de Staten-Generaal verkozen
niet verder te gaan dan Erentreyter te machtigen in geval van nood
de buitenforten van Emden te bezetten, mits niet aanvallend optre
dende (6).
(1) Socr. Res. S. G. 17—19 November, 14-18 Decomber 1620, Res. S. G. 11,10, 19Januari,
28, 27, 30 Maart, 1, 8-10 April, 13 Juli, 11, 12, 10 Augustus, Res. R. v. St. 30 Maart,
24 September 1027.
(2) Res. R. v. St. 12 Januari 1630; by do jaariykscho petities werd steeds geld aangevraagd
voor do „500 man binnen Emden".
(3) Res. S. G. 3, 5, 13, 16 Februari, 1 November, 14—23 December, Res. R. v. St. 13—IS
December, Res. H. 14, 15, 18 December 1627, Res. S. G. 5, 11, 13, 15, 29 Januari, 3 Fe
bruari, Res. R. v. St, 11 Januari 1028.
(4) Res. S. G. 3, 4, 14, 22 Januari, 19-21 Februari, 13, 15 Maart, 1 December 1028.
(5) Res. S. G. 3 MeiRos. R. v. St. 5 Mei 1628.
(0) Res. S. G. 18, 25 Augustus, 11 September, 31 October, Seer. Res. S. G. 29 October,
Res. R. v. St. 9, 21, 23 Augustus 1623.