l-$ê bevelhebber der Hessen in het graafschap, liet bij Jemgum (Jemmingen) op één uur afstand van Leeroord, tot groote verontwaardiging der Sta ten-Generaal, een fort aan de Eems bouwen. Graaf Ulrich zag in, dat de Republiek nimmer gewapenderhand tegen de Hessen zou optreden, en wilde zelf door oprichting van een zij 't geringe strijdmacht zijne rechten handhaven. Hij nam buiten medeweten van Hunne Hoog Mogenden doch met goedvinden van prins Frederik Hendrik de in 1643 door de Republiek afgedankte 2 compagnieën te paard en 9 te voet in dienst en liet ze tot 2000 man aangroeien: volgens bewering van Emden de aanleiding tot den bouw van het fort aan de Eems (1). Na een wapen stilstand op 5 Augustus tusschen graaf Ulrich en Eberstein, werd het verblijf der door de Staten-Generaal „tot steuitinge ende weeringe van „feytelicheyt" naar Oost-Friesland gezonden deputatie telkens verlengd de laatste maal op 20 October, eindigende den 31sten Maart 1645. Graaf Ulrich verbond zich om niet meer dan 200 ruiters en S00 man voetvolk te zullen onderhouden; doch bijzondere personen richtten kleine korpsen ophetgeen den Hessen aanleiding gaf om hun eigen macht te vergrooten en nieuwe forten te bouwen. Den 21sten October, den dag na het onderteekenen van den pas gesloten wapenstilstand, overleed Eberstein en werd als bevelhebber der Hessen opgevolgd door den generaal-majoor Johan Erhard von Geijso (2). De „disputen ende differenten" in Oost-Friesland, mede over de beta ling der grafelijke troepen duurden voort. Alle partijen, ook de Hessen, zonden afgevaardigden naar 's-Gravenhage om te trachten aldaar tot overeenstemming te geraken, hetgeen in Oost-Friesland onmogelijk scheen. Zulks bleek in de Republiek even moeilijk bereikbaar; de Staten-Generaal en de Prins waren op do hand van den graaf en de stenden, Holland trok partij voor Emden. Op 24 April 1645 kwam een „Interim", tot standvolgens hetwelk de Hessen terstond EsensWifmondNorden Grietzijl en Jemgum zouden ontruimen, tien maanden later het geheele graafschap; Emden zou haar aandeel in de Hessische contribution en voor het grafelijke krijgsvolk betalen (3). Omtrent dezen tijd wenschte Erentreyter zich geheel aan de belangen van graaf Ulrich te wijdenhij bedankte voor het commandement te Emden, zonder echter afstand te doen van zijn compagnie aldaar en van zijn Staatsolie regiment, hetgeen de Staten-Generaal zich lieten wel gevallen. Emden nam geen genoegen met de benoeming van Hessel Meckema van Aylua als zijn opvolger en stelde zelfstandig Haringii (1) Ros. S. G. 25, 27, 28 Juli, Ros. II. 12, 27 Juli, 2 Augustus 1644. (2) Res. S. G. 6, 13, 15, 24, 31 Augustus, 14 October, Res. I-I. 25 November 1644, 1 Maart 1645. (3) Res. S. G. 7, 21 December 1644, 8 Maart, 3, 6, 15, 24, 27 April, 29 Mei, Ros. II. 7, 29 Maart, 31 Maart, 15 April 1645. De Hessen vopderderi een maandelijksche contributie van 11000 rijksdaalders.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 196