A. OVERZICHT. Toen prins Frederik Hendrik in 1625 het kapitein-generaalschap aanvaardde telde het wapen 66 vanen en 50 karabiniers, toegevoegd aan vaan N°. 28. In hetzelfde jaar werden 10 vanen afgedankt (1). In 1626 wilde men de vanen Nrs. 49 (Rouillac) en 65 (Mountjoy, in 1628 opgevolgd door Thomas Lucas), die zelden betaling ontvingen, terwijl de ritmeesters veelal afwezig waren, afdanken. Men hield ze echter aan, uit vrees dat de papistische liga die troepen in dienst zou nemen. In 1632 werd in haar plaats een regiment vuurroers onder den kolonel Johan van Wijnbergen opgericht, ten einde als harquebusiers te voet te samen met de ruiterij te worden gebruikt. Tevens wapende men de harquebusiers te paard met een karabijn en twee.pistolen (2). Als gevolg dezer veranderingen kunnen wij de nummering der vanen van Deel III slechts ten deele handhaven. Van de in het onderdeel B voorkomende nieuw genummerde vanen waren of werden gerepartieerd in 1625 de Nrs. 1 tot 38; 1626 (2de staat van oorlog) 39 tot 43, benevens de 50 karabiniers bij vaan N°. 28; 1627 (3de staat van oorlog) de Nrs. 44 tot 55. Het wapen vermeerderde vervolgens in 1629 met de vanen Nrs. 56 en 57overgenomen van de inge kwartierde korpsen onder graaf Willem van Nassau; 1632 met vaan N°. 58, overgenomen met het Brandenburgsche regiment infanteriede vanen Nrs. 5969, door Prins Frederik (1) Res. R. v. St. 25 October 1625. Corstiaen van Ceülen (vaan N°. 53)bekend als een der beste ritmeesters, werd bjj de compagnie van Zijn Excellentie geappointeerd op 30 ter lange maand (Res. R. v. St. 21 October). De afgedankte vanen konien in Deel III voor onder de Nrs. 51, 53, 51, 56, 57, 59, 60, 62, 63 en 66. (2) Res. R. v. St. 17 November 1626, 26 October, Res. S. G. 26—30 October 1627, 9 Fe bruari Res. R. v. St. 23 Februari 1632. Het aanhouden van beide vanen benevens de verandering van vaan N°. 55 in kurassiers vorderde per jaar ruim 81.300 meer dan waarop gerekend wasde betaling bleef dan ook achterwege (Res. S. G. 2325 Februari 1628). In 1630 kwamen de ruiters in den Haag liun soldjj vorderen; z(j werden met een kluitje in het riet gestuurd (Res. 8. G. 15 April).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 204