185 Hendrik aangenomen tijdens het beleg van Maastricht, de vanen Nrs. 7079, aangenomen door graaf Hendrik van den Berg; in 1635 met vaan N°. 80, aangenomen met het regiment infanterie van Charnacé, ingevolge het tractaat met Frankrijk dd. 15 April 1634. Tot 1630 stonden drie generaals van verschillenden rang aan het hoofd der cavalerie; zij kwamen daarmede alleen te velde in aanraking. Bij resolutie van 12 April van genoemd jaar besloten de Staten-Generaal „alsoo hierbevorens de cavalerie in dienst van haer Ho. Mo. aen ende „aen geleydet is geweest bij den generael, lieutenant-generael ende „commissaris-generael, ende dat deselve cavalerie zedert eenigen tyt „herwaerts in getal seer is vermeerdert 's Prinsen neef Frederik Maurits de la Tour d'AuvERGNEhertog van Bouillonaan te stellen tot vierden groot-officier: een rang vervolgens alleen nog bekleed door den Bijngraaf van Salm, na 1644 onvervuld (1). Niet enkel de opper officieren der cavalerie, maar ook de stadhouders en sommige aanzienlijke officieren van andere wapens, waren chef van een compagnie te paarddie zij te velde niet konden aanvoereneen bezwaar, hetwelk men in 1627 wenschte te ondervangen door hun de vaan tegen een levenslange vergoeding te ontnemen, de vergoeding te vinden door het casseeren van eeriige ruiters, aan de nieuw aan te stellen ritmeesters de verplichting op te leggen zelf liun vaan aan te voeren. Aangezien deze maatregelen een vrij aanzienlijke vermindering in getalsterkte zou veroorzaken, verkoos de Baad van State een „on- verbrekelicke ordre" dat niemand twee ambten te gelijk mocht bedienen: welke verordening onmogelijk viel te handhaven (2). Prins Maurits vereenigde steeds te velde de vanen tot regimenten, zonder aan de tijdelijke commandanten den rang van kolonel te ver- leenen. De hertog van Bouillon deed moeite om commissie als kolonel te verkrijgen over vier vanen Franschen (Nrs. 44, 4546 en die van Bouil- lac), doch de Staten-Generaal gaven slechts commissie als ritmeester over eenige compagnieën te velde (3). De vaste indeeling in regimenten liet nog tien jaren op zich wachten, j Zulks geschiedde in Januari 1635, toen tien ritmeesters tot kolonel op 1 £300, tien andere tot majoor op £100 werden aangesteld; de rang van luitenant-kolonel werd bij de cavalerie niet ingevoerd. De majoor een benaming, welke langzamerhand die van sergeant-majoor verving (1) Zie Bijlage II. De rang van wachtmeester- of commissaris-generaal stond geljjk met dien v^n de latere generaal-majoors. Tusschen dezen en dien der kolonels werd de rang van vierde grootofficier ingeschoven, later, onder prins Willem III, dien van brigadier. (2) Res. S. G. 8, 15, Res. R. v. St. 11, 12. Res. H. 9 Januari 1627. (3) Seer. Res. S. G. 12, 15_ April, Res. S. G. 22, 25 Augustus, Res. R. v, St. 12 April, 27 Augustus 1625.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 205