187
eenige ritmeesters te ontslaanniet wegens onbekwaamheidmaar om
hen door gunstelingen te vervangen (1). Slechte betaling leidde mede
tot achteruitgang van het gehalte der ruiters. Tot dusverre mochten
alleen zij, die volkomen meester van hun paard en wapenen waren, in
een ruitervaan worden opgenomen; nog lang na de riddertijden waren
zulke ruiters alleen te vinden onder edelen en lieden van voornamen
huize, die de voorkeur gaven aan een avontuurlijk krijgsmansleven, of
in weerwil van een schitterenden stamboom zich daartoe door een ledige
beurs gedrongen zagen. Langzamerhand sloop het misbruik in, dat ook
lieden „nyet heur eygen meester sijnde, maer knegts of dienaers, gheen
„eygen peerden noch wapenen hebbende" op de monsterrollen werden
gebracht (2j.
Deze achteruitgang in gehalte bevorderde een maatregel van bezuiniging
afschaffing der bidets, ten einde de twee-en-twintig nog in dienst zijnde
ongerepartieerde vanen te kunnen betalen. Wel verminderde de af
schaffing het aanzien der kurassiers, doch ze bevorderde de bewegelijk
heid en zelfstandigheid der toch reeds te zwaar bewapende kurassiers,
wier wapenen thans naar door prins Frederik Hendrik vastgestelde
modellen wijziging ondergingen (3).
Door afschaffing der bidets en bezuiniging op de logies-gelden konden
elf vanen de Nrs. 59, 62, 64, 67, 68, 70, 72, 75 tot 78 op de
provinciën gerepartieerd en beter dan te voren onderhouden worden.
Van de elf overblijvende ongerepartieerde vanen werden de Nrs. 56, 57
58 gelicentieerd, de Nrs. 60, 73, 74 en 79 aangewezen op de contributiën,
de Nrs. 61, 63, 69 en 71 op de Fransche subsidie (4). De vanen Nrs. 68
en 73in 1644 gelicentieerdgingen met negen compagnieën infanterie over
in dienst van graaf Ulrich van Oost-Friesland, terwijl de Nrs. 60, 74 en
79 eveneens op de Fransche subsidie kwamen. Toen deze in 1647
eindigde, repartieerde de Raad van State de zes ongerepartieerde vanen
voor korten tijd op de provinciën en ontsloeg ze nog in den loop van
dat jaar uit den dienst van den lande (5).
De luitenant-generaal Thomas van Stakenbroeck stierf in October 1644.
Aitzema zegt van hem in zijn 24ste boek, dat hij van eenvoudig ruiter
tot den hoogsten rang was opgeklommen „hy was een goet Ruyter tot
„in sijn hoogen ouderdommaeckte weynich werck van vier en twintigh
„uyren te paerde te sitten, self wanneer hij een goede dronck hadde
„gedaen, daer hij niet vremdt van was, zijnde wel bemint van officieren
(1) Res. S. G. 18, 22 Augustus, 30 September, Res. R. v. St. 21, 24, 26 Augustus 1634.
(2) Res. R. y. St. 24 Februari, 30 Maart 1627.
(3) Res. R v. St. 7 Februari 1637. De nieuwe bewapening werd gereglementeerd by order
van 22 October 1639, zie Bijlage VII.
(4) Res. R. v. St. 29 Januari, 2, 10, 12, 19 Februari, 29 Juni 1637,
(5) Res. S. G. 12 Mei 1644, 11 September 1647.