Waarbij de sinds 1624 bestaande 4 compagnieën vuurroers, bestemd om te samen met de ruiterij gebruikt te worden (1). Alle soldaten waren gewapend met vuur- of vierroers: snaphanen, voorzien van slot met haanwaarvan de lippen een stuk zwavelkies of kunstmatige vuursteen hielden (2). Bovendien bestonden nog twee zelfstandige compagnieën vuurroersvan graaf Johan van Hoenes ter sterkte van 60 man met 2 sergeanten toen in 1625 de graaf de gewone compagnie van wijlen zijn vader Willem Abbiaan graaf van Hoenes, heer van Kessel, overnam, werden de vuurroers daaraan toegevoegd (3); b. graaf Willem van Nassau, in 1632 tijdens de inkwartiering in de Rijnprovincie ter sterkte van 200 man opgericht (4). Na 's graven overlijden in 1642 ging de compagnie over op Johan Diedeeik Bouman; ze werd het volgende jaar ingedeeld bij het regiment Gardes (5). De talrijke aanvragen van bevelhebbers om vuurroers te mogen aan nemen bewijzen hoezeer deze in het leger gewaardeerd warendoch men zag op tegen de meerdere kosten. Alleen de gouverneur van Sluis, Willem de Zoete de Lake van Haultain, kreeg in 1627 uit het magazijn van Delft de beschikking over 100 stel wapenen tot gebruik voor zijne soldaten tegen 's vijands keurlingen - de franc-tireurs onzer dagen de wapenen werden te Utrecht gemaakt voor 1110 per stuk en moesten voor 1 in de week worden schoongehouden (6). Herhaaldelijk vroegen de admiraliteiten om musketiers van het leger tot tijdeiykcn dienst op de oorlogsschepen, vooral bij de bewaking der Vlaamsche kust en „beveilinge van de zee" in het Nauw van Calais. Toen in 1627 400 musketiers van verschillende compagnieën voor dat doel waren afgestaan en prins Frederik Hendrik een grooter aantal weigerde, besloot men om vier compagnieën Nederlanders van 150man, op kosten der admiraliteit, elke met 100 man te vermeerderen, zoodat 1000 soldaten, allen met musket bewapend, beschikbaar kwamen en elk oorlogschip van 30 musketiers kon worden voorzien (7). De vier aange wezen compagnieën stonden onder de kapiteins Caspar Bloys van Treslonr, Pieter Alvers gezegd Hoemaker, PRANgois van Westerbeeck 15 (1) Ros. S. G. en Res. R. v. St. 9 Februari 1032. (2) Zie Deel III, bladzijde VIII. (3) Res. R. v. St. 5 Augustus 1625. (4) Comm. R. v. St. 3 April 1632. (5) Comm. R. v. St. 19 Augustus 1642. In Res. S. G. 14 September 1647, bij de afdanking der ongerepartieerde compagnieën komt de naam voor als Hans Jurrien, op den staat van oorlog van 1648 als Hendrik Frederik; dit zijn vergissingen. Blijkens Res. R. v. St. 20 Augustus 1648 werd de compagnie van Johan Diederik, kapitein van de compagnie vuurroers der garde van Zijn Hoogheid, van 75 op 50 hoofden gebracht. (6) Res. R. v. St. 9 October, 13 December 1627, 21 Februari, 24 Maart, 26 Juni 1628. (7) Res. S. G. 16, 27 September, 17 November, 4, 6 December 1627, 10 October 1628.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 245