onder graaf Johan Ernst van Nassau in tijdelijken dienst van Venetië
traden (1).
Het behaagde aan Hare Majesteit de Koningin om toestemming te
verleenen tot reproductie van enkele der voormelde vaandels.
Bij vernieuwing in 1630 van de vaandels der regimenten Franschen,
die sinds 1623 te velde „gevlogen" haddenverzochten de Staten-Generaal
aan de provinciën om daarin niet alleennaar oud gebruikhet wapen der
Generaliteit te plaatsen, doch zulks ook bij vernieuwing der vaandels van
andere korpsen in acht te nemen; welk verzoek zij in 1632 herhaalden (2).
De provinciën vonden den maatregel wel nuttig voor de korpsen van
vreemden landaard, maar gaven de voorkeur aan hun souverein provin
ciaal wapen in de vaandels der door haar betaald wordende Nederlandsche
en Duitsche regimenten. Overigens bleef de vergoeding voor een nieuw
vaandel bepaald op 40, voor een standaard bij de cavalerie op 75.
(1) Zie Deel III, bladzijde 308.
(2) Res. S. G. 8 April, Res. R. v. St. 11, 16 April 1630, 20 Februari 1632.