5 Conway, eenige officieren van minderen rang, een compagnie karabiniers onder den ritmeester William Balfour en 10 compagnieën infanterie van 200 man. Het Nederlandsche eskader stond onder bevel van jhr. Willem van Nassau La Leck als admiraal, met Laurens Beael als vice-admiraal (1). De vereenigde vloot kwam 11 November 1625 voor Cadix, doch moest al spoedig onverrichter zake aftrekken. De Neder landsche schepen kwamen in Maart 1626 in het vaderland terug, waar terstond vijftien opnieuw moesten worden uitgerust om, thans onder bevel van Laurens Reael, aan een tweeden gemeenschappelijken tocht deel te nemen (2). Na onderwerping van de Palts en van Bohemen wilde de keizer Noord-Duitschland door de legers van Johan t' serclaes de Tilly en Albert van Wallenstein tot gehoorzaamheid laten terugbrengen (3). De strijdmiddelen der Republiek waren ontoereikend om zich gewapender hand in Duitschland te doen gelden, zoodat ze verkoos de neutraliteit te handhaven. Hoe deze werd opgevat zal uit de gebeurtenissen in Oost- Friesland, Westphalen en de Rijn-provincie blijken. De beste kansen om aan den keizer tegenstand te bieden berustten bij Christiaan IV koning van Denemarken en hertog van Oldenburg; hij werd dan ook gekozen tot bevelhebber der Neder-Saksische Kreits en toonde zich be reid om de protestantsche zaak te dienen, tevens de belangen van keur vorst Frederik V van de Palts en van zijn zusterszoonhertog Fre- derik Ulrich van Brunswijk te behartigen. De Republiek was niet ongenegen tot medewerking om te voorkomen dat de Denen uit Duitschland verdreven werden, in welk geval haar grondgebied als 't ware openstond voor de Spaansche en de keizerlijke legers. Voorloopig vergunden de Staten-Gfeneraal aan Johan Ernst van Saksen-Weimar om tijdelijk als generaal der cavalerie in Deenschen dienst te tredenvoorts beloofden zij hulp tot aanwerving van infanterie en lieten den uitvoer toe van wapenen en munitie, niet van geschut (4). Koning Christiaan bleek niet bestand te zijn tegen de keizerlijke legers; de door de Republiek verleende hulp legde weinig gewicht in de schaal; van meer belang scheen de te verwachten hulp van Groot-Brit- tannië. Den 7den September 1625 was te Southampton een verdrag (1) Seer. Res. S. G. 27 April, 3 Juni, Res. S. G. 29, 31 Mei, 1, 6, 7, 10—13, 18—20, 25, 28, 30 Juni, 28 Juli en 5 Augustus 1625. De Republiek leverde bovendien 2000 corseletten en 10 draken. (2) Res. S. G. 19 December 1625, 25 Maart, 30 April, 4 Juni, 14 en 19 September; Res. II. 19 Maart 1626. Een tiental Engelsche officieren ontvingen vergunning om den tocht mede te maken. (3) De familie-naam was Waldstein. Wallenstein werd door den keizer verheven eerst tot hertog van Friedland (Bohemen) en Sagan (Silezië)in 1627 tot hertog van Mecklenburg in plaats van de verdreven vorsten. (4) Seer. Res. S. G. 2 en 3 April; Res. S. G. 8 April, 3 Mei, 19 en 24 Juni 1625 e. v. De hertog van Saksen-Weimar Staatsch ritmeesterkreeg vergunning tot uitvoer van wapens voor 674 ruiters. (Res. S. G. 2 Juni 1626).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 25