6 gesloten, volgens hetwelk de Spaansche havens door de Britsche-, de Vlaamsche door de Staatsolie zeemacht zouden worden geblokkeerdbij gezamenlijk optreden te land moest elke mogendheid een leger van 25000 tot 30000 man te voet, 4000 tot 5000 paarden op de been brengen. Op dit tractaat volgde dat van 9 December te 's Gravenhagewaaraan ook Denemarken deelnam (1). De bepalingen bevatten in hoofdzaak het volgende Denemarken zou 28 a 30000 man te voet en 7 a 8000 paarden te velde onderhouden Groot-Brittannië zou een vloot in zee houden en elke maand aan Denemarken een subsidie van 300.000 florijnen verleenen; de Republiek verbond zich tot een maandelijksche subsidie van 50.000 en, als de oorlog zich tot hare grenzen uitstrekte, de aandacht van den vijand door een ruitertocht af te leiden. De overeenkomst zou duren tot Frederik V weder in het bezit van de Palts was gesteld. Nog nimmer was door Groot-Brittannië zulk een hooge subsidie toegekend: voor dien tijd buitensporig hoogtoch slechts in schijn: de Republiek voldeed aan hare verplichtingen, geenszins de koning, die reeds in botsing was geraakt met het parlement (2). Boven dien kwam Groot-Brittannië in oorlog met Frankrijk, zoodat de Republiek bondgenoot was van twee met elkander strijd voerende mogendheden. Voor de betaling der eigen strijdkrachten, meer bijzonder der onge- repartieerde korpsen, zorgde de Republiek zeer slecht; misbruiken van allerlei aard waren daarvan het gevolg (3). In 1625 behoorden tot de ongerepartieerde korpsen infanterie: 4 regimenten Franschen (Ch&tilloit, Courtomer, Hauterive, Candalle) 4 regimenten Engelschen (Oxford, Essex Willoughby Borlase) 1 compagnie Schotten (Pitcairn) 2 regi menten Duitschers (graaf Willem van Nassau en Hatzfeldt) en 5 com pagnieën vuurroers; tot die der cavalerie: 28 vanen Franschen en Duit schers (4). Zij moesten betaald worden uit de Fransche subsidie of uit de zeer ongeregeld inkomende contributiën der door vriend en vijand geplukte landstrekenin zoo verre deze al niet bestemd waren voor andere uitgaven waarvoor geen bron viel aan te wijzen. Om door repartitie en afdanking ver betering in den toestand te brengen besloot men vooreerst 10 compagnieën te ontslaan, terwijl het regiment Hatzfeldt, na met 500 uit Brazilië terug gekomen soldaten te zijn aangevuld, in dienst van Denemarken overging (5). (1) Arch. S. G. Nrs. 8322 en 8296. (2) De koning trachtte tevergeefs een leening van 400.000 in Holland te sluiten. Ook het verpanden van een aanzienlijk aantal juweolen mislukte; de kooplieden waren „schouwich metten Engelschen" zaken te doen. (Res. H. 9 April; Res. S. G. 21 en 25 April 1626). (3) Zie Aanteekening N°. 1. (4) Zie Deel III bladzijden 168 e. v. (5) Res. S. G. 2 Januari, 3 September, 1 October; Res. R. v. St. 1 Augustus 1625. Zie Aanteekening N°. 2.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 26