De edellieden van het geschut weiden extra-ordinaris voor den dienst te velde aangenomen. Slechts enkele ordinaris edellieden deden voort durend dienst, gewoonlijk niet meer dan één per provincie. Zij wachtten gewoonlijk lang op hun karige traktement. De Utrechtsche ordinaris edelman Gijsbert van Rheede was even als zijn voorganger geappoin- teerd op „ordinaris soldaets paye", welk geld gevonden moest worden door afdanking van een „onbequaem" soldaat (1). Johan Christoffel van den Berg, voorheen stadhouder van Moraviëkreeg een aanstel ling als edelman van het geschut op 1 daags, benevens 800 beloo ning voor een door hem uitgevonden bok (2). De meester- of lcapitein-petardier Bartholomy La Roche gezegd Creqhi was in 1630 met verlof voor zes maanden naar Frankrijk vertrokken en in 1642 nog niet teruggekeerd. De Staten-Generaal benoemden op verlangen van den Prins den luitenant-generaal Daniël de St. André tot zijn opvolger, maar herstelden Crequi in 1647 bij terugkomst in de betrekking, ten bewijze, dat men zijne bekwaamheden op prijs stelde (3). Johan Tjarrickx, kapitein van de timmergastenoverleed in 1636. Zijn opvolger was Jelte Adriens Brakel, in de resolutie zijner benoe ming kapitein der compagnie timmerlieden genoemd, alhoewel dezen pas te velde werden opgeroepen (4). In 1621 waren volgens den staat van oorlog 192 ordinaris-kanonniers in dienst der Republiek, verdeeld over de voornaamste steden en ves tingen. Het aantal groeide de volgende jaren gestadig aanmaar daalde op den staat van oorlog van 164S weder tot 214, van welke slechts 169 voor den dienst geschikt waren. De meester-kanonnier Joost Nolde in 1625 tot 1627 als constabel-generaal in Zweedschen dienst, verliet in 1629het land. Zijne opvolgers waren Hendrik van Oassel, die in 1637 bij Breda sneuvelde en Willem van Rhee (5). De adspiranten naar de betrekking van kannonnier moesten op het strand te Scheveningen „hare proeve doen" voor den contrerolleur en bekwamen een commissie van den Raad van State op acte van den kapitein-generaal (6). De extra-ordinaris ka nonniers waren in 1621 en 1622 met bewilliging van alle provinciën aangenomen, woonden in laatstgenoemd jaar het ontzet van Bergen-op- Zoom bij en werden voor eiken veldtocht opnieuw opgeroepen. Hol land, op welk gewest het grootste aantal was gerepartieerdverkoos 262 (1) Res. R. v. St. I April 1036. (2) Res. S. G. 17 Januari, Res. R. v. St. 6 Maart, 7 April 1635. (3) Res. S. G. 29 April, 7 Mei 1630, Comm. R. v. St. 7 Maart 1642, Res. R. v. St. 8 Oc tober 1647. (4) Res. R. v. St. 19 Mei 1636. (5) Res. R. v. St. 18 Mei 1627, 28 Januari 1628, 29 November 1629 (commissie voor Hendrik van Cassfx als meester-constabel), 18 Maart 1638 (commissie voor Willem van Rhee, op acte van 26 September 1637). (6) Ros. R. v. St. 10 November 1627, 12 Maart, 16, 18 April 1635, 18 April, 20 Mei 1636, 8 Mei, 3 Juni 1637,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 282