8
taling van den troep in gebreke; voor tal van onontbeerlijke aangelegen
heden was geen geld te vinden. Bij den vijand en andere oorlogvoerenden
ging 't niet beter: 't was slechts de vraag, welke partij het eerst zou
zijn uitgeput.
Dit laatste bleek na het beleg van Breda het geval te zijn in Spanje. Prins
Frederik Hendrik wenschte zich over het verlies dezer stad te wreken
en daarom den oorlog offensief te voerendoor verovering van steden
niet altijd naar den zin der bondgenootenvooral van Holland, die meer
hechtten aan eigen zelfstandigheid dan aan uitbreiding van het grond
gebied der Republiek en verzwaring der schuldenlast.
De oostelijke provinciën verlangden de verovering van LingenGrol en
Oldenzaal, van waar de vijand het ophalen van contribution regelde;
Oldenzaal was bovendien de hoofdplaats der koninklijke regeering ten
oosten van den Rijn. Zeeland drong aan op een tocht naar Vlaanderen.
Prins Frederik Hendrik wenschte alle op haar beurt te bevredigen,
tevens op zijn krijgstocht zooveel mogelijk compagnieën Nederlanders
te velde te brengenwaartoe hij een aantal onder bevel stelde van kolonel
Willem Pijnssen van der Aa (1). De opgezetenen van de Over-de Neder-
Betuwe en de Tielerwaarden werden onder de wapenen geroepen om hun
landstreek te vrijwaren tegen 's vijands contributionin afwachting dat men
daartegen door het aanleggen van redouten beter zou voorzien (2). Mede
bestond behoefte aan een nieuwe ordonnantie voor de schepen van oorlog
bestemd voor den dienst bij het leger te velde, en aanstelling van een
„persoon van respect ende qualiteit" om als commissaris-generaal daarover
en over de schippers het toezicht te houden; Diderich van Halewijn
aanvaardde de betrekking, met Ludolf van Lintzenich als contrerolleur (3).
De troepen verzamelden bij Schenkenschans en vestigden zich bij Em
merik (4). De meeste Engelsche kolonels en vele officieren bevonden
zich bij koning Karel I of op de vloot en bleven gedurende den geheelen
veldtocht afwezig, niettegenstaande zij herhaaldelijk werden teruggeroepen (5).
Op 22 Juli kwam graaf Ernst Casimir te Deventer met 2400 man, ge
laden op 400 wagens, een paar dagen later gevolgd door 6000 man
ingescheept voetvolk met 6 halve kartouwen en 12 veldstukken. Hij
marcheerde met 54 compagnieën infanterie en 6 vanen ruiterij over
Delden en bereikte den 25sten de toenmalige gewichtige vesting Olden
zaal, welke de luitenant-generaal Thomas van Stakenbroeck met 17
vanen had berend. Gedurende het beleg maakte de overste-luitenant
(1) Res. S. G. 27 Maart 1626.
(2) Res. S. G. 13 Juni, 13, 16, 25, 28 en 30 Juli, 6 en 11 Augustus 1626.
(3) Res. S. G. 4, 5 en 25 Juni; comm. S. G. 4 Juni 1626.
(4) Vrijleger bij Emmerik, ingaande 21 Juli (Res. R. v. St. 17 Juli 1626).
(5) Res. S. G. 10 Maart, 7 April, 9 Juni, 15 Juli, 19 Augustus, 19 September 1626,
8 Januari 1627. Herhaaldelijk werden maatregelen genomen tegenover afwezige officieren
(Res. S. G. 18 December 1626, 5 Juli 1637, enz.).