9 Caspar van Ewssum, heer van Nyenoort, zich met 17 compagnieën te voet en 4 te paard meester van het huis te Laegh of de Lage, een roofnest tegen Friesland. Jean Jacques van La Tour Saint- Quentin, heer van Mont Cley, gaf den lsten Augustus Oldenzaal bij capitulatie over (1). De vesting werd ontmanteld. Men zag af van het beleg van Lingen, vermoedelijk om elke aanraking met de legerscharen van Tilly te voorkomen. Graaf Hendrik van den Berg, enkele dagen vóór de overgave van Oldenzaal benoemd tot opvolger van den in October des vorigen jaars overleden generaal der cavalerie Louis de Velasco, graaf van Salazar, had niets kunnen doen tot ontzet van Oldenzaal, maar approviandeerde Grol, daarmede voorloopig alle gevaar voor deze vesting afwendende. Op 1 Augustus verplaatste prins Frederik Hendrik het leger naar IJsselburg (ten Z. O. van Gendringen) (2), om na aankomst van graaf Ernst Casimir verdere voordeelen op den vijand te kunnen behalen. De prins vereenigde op 23 Augustus de infanterie, het geschut en den trein om te Emmerik scheep te gaan tot een aanslag op Hulst (3). De kolonel Filips de Levin, heer van Famars, ging met 5000 man te voet en 5 compagnieën te paard vooruit ter verkenning en om de vesting te berennen; de prins volgde met het gros. De schepen kwamen den 26sten voor de Dordtsche kilden 28sten voor St. Annaland. Famars kon den volgenden dag niet bij het Saeftingergat landen, omdat de vijand, bijtijds verwittigd, twee dagen vroeger een sterke stelling bij Kieldrecht had ingenomen, als gevolg waarvan de aanslag mislukte. De ruiterij werd te Bergen-op-Zoom aan land gezet; de schepen met de infanterie en het geschut zeilden langs de Kil de Waal op, bereikten 4 en 5 September Nijmegen en Schenkenschans; allen betrokken op nieuw de legerplaats bij Emmerik (4). Reeds op 15 September vertrok het leger naar Millingen, ging den 20sten bij Rees over den Rijn om zich bij YijnenMarienbaum en Xanten op te stellen; de ruiterij tusschen Rees en Grieth, dus het verste van den vijand verwijderd (5). Graaf Hendrik van den Berg legerde met 12000 man infanterie en 60 compagnieën ruiters te Issum, tusschen Rijnberk en Gelder. Beide partijen lagen ettelijke dagen werkeloos tegenover elkander, tot graaf Hendrik op 2 October onopgemerkt de infanterie wist te omtrekken en de cavalerie aan het Calcarsche gat bij (1) G. P. B. II 607-610. (2) Het marschbevel berust in het „Staatsarchiv" te Wiesbaden (M. N°. 676); zie Aantccke- ning N°. 3. De infanterie telde 147 compagnieën. De 36 vanen cavalerie waren verspreid t. O. van den Rijn en den IJssel, gedeeltelijk nog te Oldenzaal. (3) Zie „ordre de Battaille ordonnée par Son Exc. en partant d'Isselburch a l'entreprise d Hulst, Le 23 d'Aoust l'an 1626" (Bibl. Dep. v. Oorlog 1 A 750). De marschorder van de schepen berust in het „Staatsarchiv" te Wiesbaden (M. N°. 676). Zie Aanteekening N°. 4. (4) Res. S. G. 28 Augustus, 2 September; Lias loopende 1626 dd. 26 en 30 Augustus. (5) Lias loopende 1626, dd. 15 September en 3 October.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 29