10 Honnepel in het kwartier van den commissaris-generaal der cavalerie graaf Herman Otto van Limburg Stirum, waar minder goed wacht werd gehouden, onverwacht op het lijf viel. De graaf, de ritmeesters Nicola as Schmelsingh en Stephan Gans van Potlitz geraakten met een honderdtal ruiters in krijgsgevangenschap4 vanen (standaards) en 250paarden gingen verloren; Potlitz overleed weldra aan zijn wonden (1). De overeenkomst van 10 October regelde de uitwisseling der krijgsgevan genen. Terwijl sinds langen tijd wegens geldgebrek geen monstering was gehouden, geschiedde zulks op 22 October (2). Wegens uitputting van de landstreek en gebrek aan fourage voor de paarden trok het leger op 31 October naar Dornick in de Hetter, en werd aldaar verdeeld: het gros der cavalerie bewaakte den IJssel en de Lijmers, de infanterie bleef voorloopig te scheep, in afwachting van hetgeen de vijand zou doen (3). Tegenover de door de Liguisten (Katholieke Liga) en de keizerlijken in Duitschland behaalde groote voordeelen bleef waakzaam heid geboden. Deze voordeelen waarop wij straks terugkomen openden in de Republiek veler oogen; men sprak niet meer over vrede of bestand, begrijpende dat zulks zou gelijk staan met een overgave op genade of ongenade. Zeeland en Friesland toonden zich onder deze omstandigheden meer genegen tot het opbrengen der lasten geen wonder! Friesland was bevreesd voor een inval van Tilly, Zeelandvoor 's vijands overmacht in Vlaanderen. Inderdaad beproefde dezedoch te vergeefseen aanslag op Sluis. De strenge vorst noodzaakte prins Frederik Hendrik om nogmaals eenige troepen te vereenigen o. a. bij Rees; in het begin van het volgende jaar (1627) werden zij, in navolging van den vijand, naar huis gezonden (4). Tot bescherming van Friesland en Groningen zou te Dalen bij Coe- vorden een afdeeling van 15 compagnieën infanterie gevestigd worden, desnoods te versterken door .17 compagnieën cavalerie, benevens eenige stukken geschut uit de IJssel-steden en de stad Groningen; bovendien rekenende op 23 compagnieën der naastbij gelegen garnizoenenkon men de noordelijke gewesten voldoende beveiligd achten (5). Aan het plan werd slechts ten deele uitvoering gegeven, aangezien de vijandelijke strooptochten in de waarden tusschen de rivieren voorziening eischten. (1) Res. S. G. 6 October; Lias loopende 1626 dd. 3 October. De vanen Nos. 5, 11, 25 en 41 verloren hunne veldteekens. De vaan van den maarschalk van Chatillon (N°. 47), bij afwezigheid van den commandant aangevoerd door den luitenant, werd geheel vernietigd (Res. S. G. 31 Augustus 1628). (2) Res. S. G. 3 en 19 October 1626. Zie Aanteekening N°. 5. (3) Res. S. G. 3 November, Lias loopende 1626 dd. 31 October. (4) Res. S. G. 7 December 1626, 4 en 21 Januari 1627. (5) Res. S. G. 3 en 5 December 1626. De 28 compagnieën waren reeds of zouden komen 3 te Groningen, 2 te Delfzijl, 5 te Emden, 2 te Leeroord2 te Bellingwolderzjjl, 3 in de Oldamten, 3 te Bourtange, 5 te Coevordcn, 2 in de Zevenwolden, 1 te Overeerst.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 30