293 als geen geld te vinden; bovendien moest de Eaad van State bij de bondgenooten aandringen op storting van de volgende geconsenteerde posten (Res. S. G. 20 December 1632) voor 6000 waardgelders extra buiten de onder graaf Willem van Nassau ingekwartierde 49 compagnieën te voet, 2 te paard, die oorspronkelijk in plaats van waardgelders waren aangewezen336.000 tot betaling van 4216 burgers202.500; soldij voor 1070 man, langer dan anderen in dienst ge houden 17.500. Het op 14 Augustus in het leger vóór Maastricht met Cherfontaine gesloten accoord hield in eene bestelling van 5 compagnieën kurassiers; zij waren echter niet op tijd beschikbaar; zuinigheidshalve wilde men ze gaarne kwijt zijn, waarom de gezant te Parijs opdracht kreeg ze te laten „desbanderen". Cherfontaine mocht 7000 reeds ontvangen rijksdaalders behouden en kreeg bovendien een vergoeding van 1200 (Res. R. v. St. 26 November, Res. S. G. 25 November 1632, 30 Maart, 9 April, 14 en 21 Mei 1633). AANTEEKENING N°. 31 (bladz. 68). De opzegging moest gepaard gaan met maatregelen om vijandelijke benden, die zich tot in het hart van Utrecht en Holland vertoonden, het innen van contributiën te beletten. De Staten-Generaal ontmoetten tegenwerking bij de boerendie liever betaalden dan gewapenden wacht dienst te verrichten. De regeering zette echter doorbedreigde Bentheim OsnabruckMunster en Paderborn met weerwraak, wanneer doortocht werd verleend, en stelde een prijs van 100 tot 200 op het hoofd van eiken indringer. Langs de grenzen zouden redouten worden aan gelegd en wachtmeesters benoemd om het bevel te voeren over de boeren, belast met den wachtdienst (Res. S. G. 6 en 9 Juni, 2, 9, 15, 19 en 30 Juli, 6 Augustus, 4, 5, 17, 19 en 20 October; Res. R. v. St. 16 Juni, 2 en 4 Augustus 1633; Res. S. G. 22 en 24 AprilRes. R. v. St. 5 Juli 1634). Zie voorts G. P. B. II 67 dd. 30 Maart 1634 (de schouten der heerlijkheden en dorpen onder den vijand de sauvegarde opgezegd) en G. P. B. I 1464 dd. 16 Mei (Retorsie tegen de vasallen en leen mannen des konings van Spanje). AANTEEKENING N°. 32 (bladz. 68). Voor de in den tekst bedoelde ongerepartieerde troepen bedroeg de soldij per maand van 42 dagen 11 compagnieën ruiterij (vanen Nrs. 5969) a 100 hoofden tegen 3.191benevens 800 voor 20 kurassiers van graaf Herman Otto van Limburg Stirum35.901

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 313