De mislukte aanslag in 1638 op San Salvador, hoofdzetel der Portu- geezen, moet aan de onvoldoende sterkte der krijgsmacht worden toege schreven. Op 's Graven aanvrage om versterking kreeg Christoffel van Artischau Arciszewsky, die in 1637 uit Brazilië in de Republiek was wedergekeerd, commissie als „coronnel over een regiment voetknechten" van 12 compagnieën ad 150 man, tevens als „meester-generael van de „artillerie in Brazil" (Comm. S. G. 13 Augustus 1638). Arciszewsky kreeg na aankomst aldaar (Maart 1639), terstond oneenigheid met den graaf, hetgeen in Juni leidde tot zijne terugzending naar Europa. In 1640 brak te Lissabon de opstand tegen Spanje uit. De Portugeezen in Brazilië erkenden den nieuwen koning Johan IV en verjoegen de Spanjaarden; in 1641 kwam tusschen hen en de Nederlanders een tienjarige wapenstilstand tot stand (12 Juni), welke pas een jaar latei- in Brazilië werd afgekondigd. Het Nederlandsche gezag in Brazilië had zich toenmaals uitgebreid over de kapiteinschappen Sergipe del Rey, Siara (1637) en Maranham (1641). Sinds 1639 was de zetel van het Nederlandsche gezag gevestigd in een door graaf Johan Maurits op het eiland Antonio Yaz, tegenover het Recief, gestichte stad, welke naar hom den naam kreeg van Mauritsstad of Mauritia, thans Santo Antonio. Hans Ernst, een jongere broeder van graaf Johan Maurits, die met hem naar Brazilië was gegaan, stierf aldaar op 21-jarigen leeftijd (Res. S. G. 5 Januari 1640; hij was 8 November 1618 geboren, overleed 23 November 1639). Zie voorts Aanteekening N°. 71. AANTEEKENING N°. 43 (bladz. 92). Het dd. 20 October ingediende rapport der gehouden monstering be vatte o. a. de mededeeling, dat de kolonel Maisonneuve „genouchsaem" weigerde om voor een tweede keer gemonsterd te worden; 't bleek dat na de vorige eenige soldaten van zijn regiment zicli gevoegd hadden bij het regiment Charnacé (R. v. St. Ingekomen stukken). Met goedvinden van den prins werd van elke compagnie der beide regimenten tot straf een maand soldij van 10 soldaten ingehouden (Res. S. G. 5 en 14 Juni 1637): een straf, die nagenoeg acht maanden op zich had laten wachten. AANTEEKENING N°. 44 (bladz. 96). Volgens Hexham's „Journael van 't vermaerde Belegh van de Stadt „Breda", gedrukt in 1638, bedroeg het leger van den Prins 21000 man infanterie en 3000 ruiters. Tijdens de inscheping en op marsch was de indeeling als volgt 803

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 323