305 werden vervallen verklaard van hunne kapiteinschappen en moesten als adelborst zoolang bij andere compagnieën dienen, tot hun gedrag hen weder voor bevordering waardig maakteeen luitenant werd gecasseerd drie luitenants werden geschorst voor twee-vier vendrigs voor één heeremaand (Anthonie van Dalen „Krijghsraedes Besoignen"hij was griffier van den krijgsraad). Nicolaas van Brederode verzocht zestien jaren later opheffing zijner verbanning: de Staten-Generaal sloegen het verzoek af (Bes. S. G-. 19 Februari 1653). Bij ontstentenis van den gouverneur, kolonel Jacob van Randwijck, gaf de waarnemende commandeur Edxjard Caspenter de stad Roer mond over. De bezettingen, 15 compagnieën van Venlo, 17 compagnieën infanterie met 3 vanen ruiters van Roermond, kregen vrijen aftocht naar Grave. AANTEEKENING N°. 46 (bladz. 105). De infanterie bestond uit de regimenten van Noord-Holland en Bre- derode, de Schotten van Balfour, Almond en Sandilands, de Duitschers van graaf Hendrik Öasimir, graaf Willem van Nassau en Erentreyter, de Walen van graaf Johan Maurits van Nassau (R. v. St. Lias loopende 1639 dd. 15 Maart). De 64 compagnieën waren gerepar- tieerd40 op Holland, 2 op Zeeland, 2 op Utrecht, 8 op Friesland, 4 op Groningen, 8 op de Generaliteit (S. G. Lias loopende 1639 dd. 1 Januari, bewaard in de Lias van de eerste helft 1638). De cavalerie bestond uit de vanen Nrs. 9, 17, 39 en 55 (Res. S. G. 22 April). AANTEEKENING N°. 47 (bladz. 106). De overeenkomst tot uitwisseling kwam te Rozendaal tot stand van Staatsche zijde waren daarmede belast de cavalerie-officieren Willem van der Reijdt gezegd Bruchem en Cornelis van Aerssen, die elk voor de moeite 600 kregen (Res. S. G. 12 Mei 1639). Vele ritmeesters en kapiteins maakten zich schuldig aan verhaal der onkosten op hunne ondergeschikten. De Raad van State voorzag hierin door eene „Waerschouwinge aent Crychsvolck", o. a. behelzende, dat de Republiek alles betaalde, ook de volle soldij gedurende de gevangenschap, onder korting slechts van „het rancoen ende sluytgelt", hetwelk voor een ruiter of een sergeant 60, voor een soldaat 8 bedroeg (Res. R. v. St. 3 Maart 1640). AANTEEKENING N°. 4S (bladz. 108). In Maart 1639 besloot men meer afdoende maatregelen te nemen om het graafschap Zutphen en de Yeluwe tegen vijandelijke contribution te 20

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 325