12
heden in de landen van Dortmund en tegen de duels (1). Toen het
leger te velde kwam, verklaarde de Eaad van State dat de achter
stand in de legerlasten sedert 1621 ruim 800.000 bedroeg en de volgens
den tweeden staat van oorlog gerepartieerde compagnieën nog vier maanden
bezoldiging hadden te eischen (2). Op den 25sten Juni moesten veertig
compagnieën waardgelders van 200 man voor den dienst gereed zijn,
hoewel niemand wist van waar het geld te bekomen om ze te betalen (8)
toch waren waardgelders onontbeerlijk om 168 compagnieën te voet,
55 te paard, 75 stukken geschut en 1012 wagens te velde te kunnen
brengen (4).
Alvorens 's Gravenhage te verlaten werd Prins Frederik Hendrik op
15 Juli gehuldigd als ridder der orde van den Kousenband, op gelijke
voorwaarden en met dezelfde ceremoniën als voor wijlen Prins Maurits
hadden plaats gegrepen (5). Men vermeende dat koning Karel door de
schenking dezer waardigheid aan den Nederlandschen vorst tegenover
Europa, meer bijzonder aan Frankrijk, wilde toonen, dat de Republiek
één van zin was met Groot-Brittanniëwelke mogendheid nog oorlog
voerde met Frankrijk. Werkelijk stond de Republiek met laatstge
noemd rijk op minder vriendschappelijken voet: de verdragen en subsidiën
kwamen niet tot uitvoering.
Alvorens tot de behandeling van den veldtocht in 1627 over te gaan
is een vluchtig overzicht omtrent de gebeurtenissen in Duitschland wen-
schelijk.
Terwijl koning Christiaan IV van Denemarken, de ziel der krijgs
voering tegen den keizer, wegens een val met zijn paard tijdelijk rust moest
houden, trok het leger terug van Hameln naar Verden, nabij de samen
vloeiing van den Weser en den Aller (Juli 1625). Tilly bezette onmiddellijk
met het Beiersche leger (Katholieke Liga) Hamelnterwijl Wallenstein,
bevelhebber der keizerlijken, van Göttingen naar Halle oprukte.
De Staten-Generaal hielpen graaf Ernst van Mansfeld om zich bij
koning Christiaan te voegen, inde verwachting dat Frankrijk en Groot-
(1) G. P. B. II 306, 134 Jen 458, ï-esp. dd. 3 Maart, 19 Juni en 3 Juli 1627. In het jaar
te voren was een plakkaat uitgevaardigd tegen desertie (G. P. B. 11 279 dd. 7 Mei). Be
treffende de duels, vergelijk Aanteekening N°. 8 van hot Derde Deel.
(2) Res. S. G. 15 Juni 1627.
(3) Res. 8. G. 12 Juni, 3, 5 en 7 Juli, 16 Augustus. Een compagnie waardgelders kwam
te Ravcstein aan zonder .wapenen (Res. R v. St. 3 Juli 1627).
(4) De 1012 legerwagens waren bestemd126 voor de hoogero officieren, 243 voor de kolonels
en de officieren van 6 regimenten196 voor den generaal der artillerie en den trein186 voor
den commies van ammunitie, 108 voor den commies der vivres, 71 voor onvoorziene gc-
A'allen, 14 extra voor graaf Ernst Casimir, 34 extra voor de gecommitteerden te velde,
2 extra voor Prins Frederik Hendrik, 32 voor kolonel Pijnssen en zijne compagnieën
(S. G. Lias loopende 2de helft 1627).
(5) Res. S. G. 29 en 30 Juni, 1—5 Juli; Res. H. 29 Juni en 2 Juli 1627. Koning Karel
verleende deze orde mede aan koning Gustaaf Adolf van Zweden.