311
en een jaarlijksche vereering (Res. S. CI. 19 April, 8 Mei 1642, 7 Maart
1643 enz.).
Dat men geen militair behoefde te zijn om geappointeerd te worden,
bewijst de Res. S. G. 10 Mei 1642, luidende: „Is gelesen de requeste
van don Antonio Makgaretti geboren van Adelicke ouders in Italien
„onder het gebiedt van den Paus van Roomen, wesende hij Suppliant
„verlicht met de Heylige Kennisse vande Waerheyt Zijns Evangeliums,
„versoeckende voorts, om de redenen bij hem geallegineertversien te
„mogen worden met een jaerlicx pensioen ende noodich onderhout.
„Waerop gedelibereert zijnde. Is goetgevonden ende verstaen mitsdesen
„te versoecken den Raedt van State dat deselve den Suppliant wille
„appointeren op een Ruyterspaeye onder een compagnie vande swaerste
„wapenen in dienst van t' Landt, staende gerepartieert ten laste vande
„provincie van Hollandt".
AANTEEKENINCt N°. 60 (bladz. 128).
Francisco de Mello trachtte bij Givet, in strijd met de tot dusverre
gehuldigde opvatting, zijn leger aan te vullen, door burgers uit neutrale
en op contributie gestelde gebieden te dwingen tot dienstneming of
plaatsvervangers te stellen, door oproeping van benden van ordonnantie
uit de landen van Overmaze, zoomede van personen „die abolitie van
„deses sijde ende paspoort van d'andere sijde hebben". Dit beteekende
voor sommige lieden een dubbel lijden, want de Republiek verloor nim
mer haar voordeel uit het oog, desnoods door toepassing van onrecht
matige maatregelen. Zoo eischten de Staten-Generaal van personen uit
het land van Dalem, die twee mannen aan den koning hadden te leveren,
evenveel geld als de onkosten voor die mannen hadden bedragen (Res.
R. v. St. 30 Mei, 11 Juni, 30 Juli, 3 September, Res. S. G. 7 Juni 1642).
AANTEEKENING N°. 61 (bladz. 130).
Gedurende het verblijf van de koningin hier te lande ijverden de
Britsche gezant Guilliam Boswell en de afgevaardigde van het parlement
Walter Stricklandt om de Republiek voor of tegen den koning partij
te doen kiezen. De Republiekvooral Hollandhelde over naar het
parlement en belette zooveel mogelijk den uitvoer van personeel en
materieel voor den koning, zonder echter de beleefdheid tegenover de
koningin uit het oog te verliezen. Dit laatste bleek uit de beschikbaar
stelling van oorlogsschepen onder bevel van den luitenant-admiraal Tromp
voor de reis der koningin, die op 1 Maart 1643 in Engeland ontscheepte
en „als behoorende tot haar bagage" o. a. 1200 ton buskruit, 3000 mus
ketten en roers en 2000 pieken medebracht. Slechts aan een paar honderd
soldaten was 't gelukt om over te steken; de anderen werden achtergehaald