319
180 hellebaarden. per stuk 9,
100 trommels. b j p
kostende alles te zamen 77.320 (Res. R. v. St. 6S Augustus, 17,
13 October, 27 November 1647, 24, 9 Januari 1648). Bij de vuurroers
waren geen tamboers maar trompetters (Res. R. v.. St. 22 November 1647).
Bij de in den handel verkregen wapenen schuilde „veel slim ende
„snoo tuych". De musketten en snaphanen waren beproefd te Amsterdam.
Van de laatste waren eenigevan 400 musketten, 200 loopen gesprongen
of onbekwaam geworden. Deskundigen vonden 't dan ook onmogelijk
om voor 415 een goed musket te leveren, terwijl de gewone prijs
minstens 7 bedroeg. Van nieuw aangemaakte ad 7 sprongen slechts
15 van de 100 loopen (Res. R. v. St. 24, 27 Januari, 15 Februari,
1 en 17 Maart 1648).
AANTEEKENING N°. 72 (bladz. 188).
Naar aanleiding van een duel in 163S gehouden buiten Rotterdam,
tusschen den luitenant-kolonel der infanterie H. G. van Stein Callenfels
en den majoor der cavalerie Verneüil, veroordeelde de krijgsraad bij
vonnis van 15 November den majoor als uitdager ter dood, den luite
nant-kolonel tot cassatie en verbanning. Prins Frederik Hendrik liet
voor beide officieren genade voor recht geldenonder bepaling dat beiden
gecasseerd werden. Dit laatste geschiedde evenmin: beiden bleven in
dienst, met afwijking van het plakkaat op de duellen (1).
Graaf Lelio Pompeï, sinds 1625 ritmeester van éen vaan harquebu-
siers (N°. 52), kreeg twee jaren later verlof naar Italië. Tijdens zijn
afwezigheid werd zijn broeder Tomio met het bevel belasthij zelf over
geplaatst naar een vaan kurassiers (N°. 2)hetgeen destijds gold voor
bevordering. In 1636 werden zijne betrekkingen van majoor, waartoe
hij in het voorafgaande jaar benoemd was, en van ritmeester, wegens
achterblijven van veriof, vacant verklaard en aan anderen overgedragen.
Toen 't later bleek, dat ziekte de oorzaak was van Pompeï's achterblijven,
schonken de Staten-Generaal hem als schadeloosstelling de vergunning
om zijn geslachtswapen met het hunne te vierendeelendoch met den
gouden leeuw op een blauw veld (2). In den majoorsrang kon hij niet
worden hersteld, doch hij kreeg zijn vroegere vaan N°. 52 terug.
(1) „Anthoni van Dalen, Kryghsraedes Besoignen" (bladzijde 118).
(2) Res. S. G. 25 November 1G27, 81 Maart, 7 April 1637. De Staten-Generaal verleenden
overeenkomstige eerbetooningen aan de Venetiaansche ambassadeurs Alvise Contarin" (Res.
S. G. 715, 19 Mei 1626, Christofforo Suriano (ibid. 11 November 1626), Vicenzo Gussone
(ibid. 30 December 1631), Giovanni Seranzo (ibid. 25 Augustus 1632) en Francesco Micheli
(ibid. 19 October 1637).