347
„Andreas Cellarius, Architectura militaris oder griindliche Underwei-
„sung des heuttiges tages so wohl in Niederlandt als andern örttern
„gebrauchlichen Fortification oder vestungsbau"in welk werk naast de
Hoogduitsche taal alle technische woorden en uitdrukkingen in het Neder-
landsch zijn afgedrukt.
Tot de officieren der fortificatiën behoorden de contrerolleursde ordi-
naris en de extra-ordinaris ingenieurs. Meermalen trachtte men vacatures
aan te vullen uit de kwartiermeesters der korpsen, wier werkkring te
velde daarmede veel overeenkomst aanboodmaar de meesten waren
ongenegen om van betrekking te veranderen (1). Yele ingenieurs be
kleedden tevens betrekkingen bij andere wapens of dienstvakken, zooals
de kwartiermeesters-generaal Adriaan en zijn zoon Pieter de Perci-ieval,
de luitenant-generaals der artillerie Nicolaas van der Mi jee en Jan van
den Bosch; anderen waren commandant eener compagnie infanterie,
o. a. David van Orleans, een zeer bekwaam ingenieur, die den 22sten
April 1652 op 82-jarigen leeftijd overleed.
De gevaren, waaraan de ingenieurs bij den aanval op versterkingen
blootstondenhadden den dood van enkelen op het veld van eer ten ge
volge; o. a.: Johan van Holst in 1629 bij 's-HertogenboschDirk Niels
in 1633 bij Rijnberk.
De Republiek onderhield voortdurend een meester-mineur of kapitein
der mineurs; deze riep zijne mannen pas op, wanneer ze bij den veld
tocht noodig bleken. Alvorens prins Frederiic Hendrik het beleg sloeg
voor 's-Hertogenbosch, werd Gilles Louet als meester-mineur vervangen
door Jan Mathijsz. van de Vijver genaamd Rigou, die tot 1648 de
betrekking bleef vervullen (2). In 1636 besloot men de mineurs evenals
de kanonniers op acte van den Prins aan te stellen, nadat zij proeven
van bekwaamheid hadden afgelegd. Eenigen kwamen te Maastricht
in garnizoen onder Jean Jamaer als kapitein (1645); reeds het volgende
jaar kregen zij ontslag uit overweging, dat te Maastricht altijd wel
mineurs Luikerwalen te vinden waren (3).
(1) Res. R. v. St. 29 Mei 1014.
(2) Res. R. v. St. 28 Maart 1029. De naam komt ook voor als Johan van de Vivere en
Jean de Vivier (Res. S. G. 13 Februari 1030).
(3) Res. R. v. St. 22 Mei 1636, 2 September 1637, 20 October 1644, 11, 21 October 1645,
15 September 1646.