16
Frankrijk alleszins bedenkelijk scheen dat de keizer meester zou worden van
Denemarken, de Elbe en den Weser, konden de Staten-Generaal niet besluiten
om, volgens Christiaan's wenschenTondern aan de westkust van Slees wijk
en Friedrichstadt aan den Eider te bezetten. Even onmogelijk viel 't
wegens de nabijheid van de vloot der bondgenootenFrankrijk en Groot-
Brittanniëdie nog steeds met elkander in oorlog waren daarvoor eenige
scheepsmacht te bestemmen. De Republiek vergenoegde zich met de
verklaring dat zij den koning beter had geholpen door het nader te
vermelden beleg van Grol, waardoor een aanzienlijk deel van het
keizerlijke leger ter observatie van het Staatsche gebonden was. Toch
voorzag men het Deensche garnizoen te Glückstadt voortdurend van
vivres, wapens, ammunitie, zoomede dat te Stade, van geld (1).
Stade ging al spoedig verlorende bezetting onder Morgan begaf zich
naar de Republiek. Afgaande op de verklaringen en beloften van den
Britschen gezant, die voor alle betalingen instond, wees men Morgan
eenige steden in Gelderland en Overijssel tot tijdelijke verblijfplaats
aan. De troepen, 4 regimenten Engelschen Morgan, Borlase, Li
vingstone en Swinton elk van 12 compagnieën, te samen sterk 1420
man, en 8 compagnieën Schotten, te samen 300 man, kwamen in de
laatste dagen van Mei te Zwolle aan; onderweg waren 450 Duitschers
en tal van Britten gedeserteerd. Voor levensonderhoud, scheepsvrachten
enz. moesten ruim 10.000 betaald wordenwijl de Britsche gezant geen
penning verstrekte, moest de Republiek in alles voorzien. Bij gebrek
aan geld om de troepen te casseren, werden alle compagnieën tot
één regiment van 1500 man vereenigd, hetwelk gedurende het ver
blijf op Staatschen bodem aan de aldaar uitgeoefende justitie en discipline
werd onderworpen (2).
Uit Stade was vrije aftocht verleend onder voorwaarde, dat de betrokken
troepen gedurende de eerstvolgende zes maanden den koning van Dene
marken niet zouden dienen. Toen deze termijn was verstreken, kreeg
Morgan vergunning om weder als generaal in Deenschen dienst te
tredenop het einde van October stond hij te Enkhuizen met zijn regiment
van 1500 man marschvaardig naar de Elbe. De Engelsche gezant zorgde
ook later, voor de kleeding; vrije invoer uit Londen kon echter, met het
oog op de destijds gebruikelijke verpachting der middelen, niet worden
toegestaan; slechts voor een vierde der waarde behoefde aan inkomende
rechten te worden voldaan (3). Het verzoek namens koning Karel aan de
Staten-Generaal om ter completeering van het regiment, „te leenen zes
(1) Res. S. G. 19, 30 en 31 Augustus, 2 en 10 September, 23 October 1G27, benevens vele
latere resolutiën tot den gesloten vrede tusschen Denemarken en den keizer.
(2) Res. S. G. 17, 20, 28 en 31 Mei, 9, 12 en 17 Juni, 19-24, 29 en 31 Juli; Res. R. v. St.
17 Mei, 18 en 24 Juli 1628.
(3) Res. S. G. 23 en 6 Juni, 7 en 8 Augustus, 25, 13, 16, 17 en 25 October11 December;
Res. R. v. St. 30 October 1628.